De Koninklijke Tabak- en Sigarenfabriek Van de Garde Vrijlandt

Print Friendly, PDF & Email

De Tabak- & Sigarenfabriek Van de Garde & Vrijlandt was in de Gouda in de tweede helft van de 19e eeuw de grootste tabak- en sigarenfabriek. Dit bedrijf was ooit gevestigd op de Kleiweg, ongeveer op de plek waar tot voor kort de passage was gesitueerd. De geschiedenis van dit bedrijf is in nevelen gehuld. Wel zijn een aantal aspecten uit de historie van dit bedrijf bekend, die wellicht aanknopingspunten bieden voor verder onderzoek.

De oprichting van het bedrijf

Johannes Antonie van de Garde, geboren op 17 juli 1815 in Zaltbommel en Arie Vrijlandt, geboren op 14 december 1824 in Nieuwerkerk aan den IJssel, waren zwagers. Beiden waren getrouwd met dochters van Gerlacus Ribbus Peletier Sr. Johannes Antonie van de Garde (1815-1889) trouwde op 22 oktober 1855 in Zaltbommel met de oudste dochter van Gerlacus Ribbius Peletier Sr. en Gezina Erbinkhoff, Arendina Femmetje Peletier (1820-1909) en Arie Vrijlandt (1851 – 1894) trouwde op 17 oktober 1849 met de op één na oudste dochter van Gerlacus Ribbius Peletier Sr. en Gezina Erbinkhoff, Elisabeth Peletier (1823-1904).

Gerlacus Ribbus Peletier Sr. (1788-1872) was in 1815 samen met Lion (of Leon) Philips (1794-1866) medeoprichter van de firma Peletier & Philips in Zaltbommel. Lion Philips had even daarvoor de handel in tabak en tabaksproducten van zijn vader Benjamin Philips (1767-1854) overgenomen. Samen met Gerlacus Ribbius Peletier ging Lion Philips een vennootschap aan om gezamenlijk de firma Peletier & Philips op te richten in 1815 met als doel het fabriceren van en handeldrijven in rook- en snuiftabak en ‘wat zij onderling verder zullen kunnen goed te vinden’. De beide firmanten, tevens eigenaar van een tabakskerverij, werden vermeld als gepatenteerd in de klasse van de ‘Eerste Soort’. Groot- en kleinhandel, evenals het verwerken van de koopwaar, gingen bij hen samen onder de handelsnaam ‘De Eenhoorn’. In 1820 werd deze overeenkomst vernieuwd en werd aan de gezamenlijke activiteiten ook ‘thee’ toegevoegd. Later handelden de firma Peletier & Philps ook in koffie en bezat de firma een koffiebranderij. Vanaf de oprichting tot 1859 had de firma maximaal 13 werknemers in dienst. Daaruit kan worden afgeleid dat in die jaren de verdiensten niet kwamen uit het zelf produceren van goederen, maar vooral uit de handel in tabak en andere goederen. Met name de handel in tabak is voor deze firma het belangrijkste geweest.

In 1856 werd de vennootschap Peletier & Philips ontbonden en direct een nieuwe vennootschap aangegaan, maar nu tussen Benjamin Frederik David Philps (1830-1900), kortweg Frederik genoemd, en Gerlacus Ribbius Peletier Sr. voor het fabriceren van en handel drijven in tabak, snuif en sigaren, alsmede de handel in koffie en thee. Benjamin Frederik David (Frederik) Philps was de vijfde zoon van Lion Philips en Sophie Presburg. Tot 1870 bleef Gerlacus Ribbius Peletier Sr. aandeelhouder in het Zaltbommelse bedrijf. In dat jaar droeg hij, inmiddels op hoge leeftijd gekomen, diens aandeel over aan ‘zijn vriend’ Frederik Philips. Vanaf 1870- was Frederik Philips toen de enige vennoot en eigenaar, die de firma onder de naam Peletier & Philips voortzette. Zowel Frederik Philips, zijn broers, zwagers, zonen en schoonzonen hebben een belangrijke rol gespeeld in de enorme expansie van de fabricage van en handel in tabaksproducten in Europa, met vestigingen in Maastricht, St. Truiden, Luik, Aken, Eitorf an der Sieg, Offenbach, Würselen, Hanau am Main, Pest (Boedapest – Hongarije). De fabricage van en met name de handel in tabak en tabaksproducten hebben voor Lion en later Frederik Philips bepaald geen windeieren gelegd (1).

Gerlacus Ribbius Peletier Sr. was daardoor in staat om zijn zonen Gerlacus Ribbius Peletier Jr. en Hendrik Peletier (1822-1869) financieel te ondersteunen bij de oprichting van een tabak- en sigarenfabriek in Utrecht, de Tabak- & Sigarenfabriek Gebrs. Peletier. Na het vertrek van Hendrik Philips in 1846 werd de tabak- en sigarenfabriek verder voorgezet onder de naam Tabak- & Sigarenfabriek Gerlacus Ribbius Peletier Jr. Een aantal jaren later, in 1854 trad de jongste broer van Gerlacus Ribbius Peletier Jr., Bernardus (Barend) Peletier, toe tot het bedrijf (2).

Van de zeven kinderen uit het huwelijk van Gerlacus Ribbius Peletier Sr. en Gezina Erbinkhoff, 4 meisjes en 3 jongens, vonden de drie zonen onderdak bij de Tabak- & Sigarenfabriek Gerlacus Ribbius Peletier Jr. in Utrecht. Ook de echtgenoten van twee van de vier dochters van Gerlacus Ribbius Peletier Sr. en Gezina Erbinkhoff, Johannes Antonie van de Garde en Arie Vrijlandt, gingen in de tabak en sigaren en wel in Gouda, niet ver van Utrecht, waar hun zwager Gerlacus Ribbius Peletier Jr. eigenaar was van de Tabak- & Sigarenfabriek Gerlacus Ribbius Peletier Jr. Waarom Gouda als plaats van vestiging werd gekozen is niet bekend. Wellicht dat de afkomst van Arie Vrijlandt bij die keuze een rol speelde. Hij was immers geboren in Nieuwerkerk aan den IJssel! In 1861 kocht Gerlacus Ribbius Peletier Sr. een aantal percelen aan de Kleiweg in Gouda (3), waarop na verbouwing en nieuwbouw de tabak- en sigarenfabriek, alsmede de winkel en het woonhuis van Johannes Antonie van de Garde werd gevestigd.

Aspecten uit de geschiedenis van Van de Garde & Vrijlandt

Met name Bregje de Wit, auteur van ‘Op hoop van zaken’, de industrialisatie van Gouda 1813-1913 (Gouda, 2004) heeft een aantal aspecten uit de geschiedenis van dit bedrijf aan het licht gebracht.

Uit het verslag van 1865 van de Kamer van Koophandel te Gouda, waarin voor het eerst, nog summier, informatie werd verstrekt over de sigarenfabrieken, werd vermeld dat die niet onvoordelig werkten en dat in één dezer bedrijven, de tabak- en sigarenfabriek van Van de Garde & Vrijlandt op de Kleiweg, meer dan honderd mensen werkten. Dat betekende dat dit bedrijf in amper vier jaar tijd was uitgegroeid tot de grootste sigarenfabriek in Gouda! Van de Garde & Vrijlandt vroegen in dat jaar toestemming van de gemeente om de steeg, die diende voor de in- en uitgang van het personeel, van verlichting te voorzien. Dat zou de zedelijkheid, de openbare orde en veiligheid ten goede komen, zo meenden zij. In het bewuste schrijven benadrukten de directeuren het belang van hun bedrijf voor de stad! Het aantal werklieden zou nog aanzienlijk worden vermeerderd ‘zodra de nieuwe gebouwen, waarmede hun fabriek is vergroot, in genoegzaam droge staat zullen verkeren’. Wekelijks betaalden zij op dat moment al meer dan ƒ 400,– aan loon. In 1866 bleef de toestand in de sigarenindustrie gelijk. Er werkten in totaal 120 personen. Naast het bedrijf van Van der Garde & Vrijlandt waren er slechts nog een paar kleinere bedrijfjes waar sigaren werden gefabriceerd. In 1867 werkten in de sigarenindustrie 102 mannen, 21 jongens en 7 meisjes, in totaal 130 personen. In 1868 nam het aantal werknemers in verband met de groeiende vraag toe tot 120 mannen, 30 jongens en 12 meisjes, in totaal dus 162 personen (4).

Van de Garde & Vrijlandt voerden in die tijd een correspondentie met de directie van de gasfabriek en met het gemeentebestuur omdat zij van mening waren dat de levering van gas ver onder de maat was. In november 1868 beklaagde het bedrijf zich bij de gemeente over de gebrekkige kwaliteit van het gas en verzochten dat er maatregelen genomen werden om dat te verbeteren. Omdat merkbare resultaten uitbleven herhaalden zij dit verzoek in december 1869, dus ruim een jaar later, nog eens. In hun schrijven merkten zij op dat in het jaargetijde waarin hun fabriek juist goede verlichting nodig had tot 8 uur of half 9 ’s avonds, er ‘meer wind dan gas’ uit de buizen kwam. B&W van Gouda gaf de klachten door aan de directie van het gasbedrijf, maar zij meldden B&W dat zij na onderzoek vaststelden dat de kwaliteit van het gas goed was. Zij merkten daarbij op dat de oorzaak van de klachten waarschijnlijk werd veroorzaakt door de gasleidingen in het bedrijf, waar Van de Garde & Vrijlandt zelf verantwoordelijk voor was.

Van de Garde & Vrijlandt hebben toen nog enige tijd een zogenaamde ‘fotogenische’ machine geïnstalleerd om daarmee wel voldoende gas te verkrijgen voor de verlichting, maar dat bleek uiteindelijk ondoelmatig te zijn (5). Nadat de directeur van het gasbedrijf ontslag had genomen en werd opgevolgd door een nieuwe directeur (de heer J. de Vries Robbé) verbeterde de levering van gas.

Plattegrond van de sigarenfabriek van Van de Garde en Vrijlandt aan de Kleiweg in Gouda, horende bij de vergunnings-aanvraag voor de plaatsing van een gasmotor, 1879. afbeelding afkomstig uit ‘Op hoop van zaken’, Bregje de Wit

In het verslag van de Kamer van Koophandel in Gouda over 1869 werd opnieuw melding gemaakt van toenemende bloei in de sigarenindustrie. De fabriek van Van de Garde & Vrijlandt exporteerde veel sigaren. Het personeel bestond toen uit 71 mannen, 61 jongens en 7 meisjes, in totaal 139 personen. Het jaar daarna bedroeg het totale aantal werknemers in deze nijverheid ongeveer 200 werknemers en in 1871 waren dat er weer meer, namelijk 225 werknemers. Wel werd daarbij vermeld dat alhoewel er veel werk was, de winsten dat jaar minder waren door de hoge tabaksprijzen (6).

In 1879 werd in het bedrijf van Van de Garde & Vrijlandt een gasmotor geplaatst. Bij de aanvraag voor de vergunning voor het plaatsen daarvan beweerde de directie dat hun personeel dreigde op te stappen omdat zij bij de slechte verlichting van de werkplaatsen hun werk niet goed konden doen. Omdat sigarenmakers op stukloon werkten, betekende dit dat bij die slechte verlichting minder sigaren konden worden gemaakt en vooral dat doordat zij niet goed konden zien wat zij deden er veel meer ‘uitschot’ (waarvoor geen loon werd ontvangen) was dan normaal gesproken voorkwam. Deze gasmotor werd door Van de Garde & Vrijlandt ook gebruikt voor het aandrijven van een tabakskerf-machine. Daarvoor werd een met de hand bediende kerfbank gebruikt (7).

Door de Kamer van Koophandel werd in 1880 de situatie voor de sigarenindustrie al weer iets gunstiger genoemd en dat bleef zo tot 1905. De fabrieksopgave van de Kamer van Koophandel uit 1885 noemde twee grote sigarenfabrieken, namelijk D.G. van Vreumingen met 21 arbeiders, waarvan 2 onder de 16 jaar, en Van de Garde & Vrijlandt met 65 mannen en 23 jongens in dienst. Tevens wordt uit deze fabrieksopgave duidelijk dat zowel de sigarenfabriek als die van D.G. van Vreumingen in 1885 niet beschikten over een stoommachine en er dus geen sprake was van machinale productie van sigaren. De sigaren werden toen in beide bedrijven volledig met de hand gemaakt (8). In 1886 kwam de zoon van Johannes Antonie van de Garde, Philip Christiaan van de Garde (geboren op 5 december 1861 in Gouda) ook in de firma.

De tabak- en sigarenmerken van Van de Garde & Vrijlandt

Op naam van de tabaks- en sigarenfabriek van Van de Garde & Vrijlandt werden 24 merken als wettig gedeponeerd merk geregistreerd. Op 15 juni 1881, dus na de invoering van de Merkenwet, werden tegelijkertijd een zevental merken geregistreerd onder de depotnummers 719 tot en met 725. Later dat jaar, op 6 september 1881 volgde nog een merk dat onder depotnummer 1010 als wettig gedeponeerd merk werd geregistreerd. Ook nu betrof het uitsluitend beschrijvingen van het merk. Opmerkelijk is dat dezelfde zeven merken, ook weer allemaal tegelijk, op 25 maart 1899, onder de depotnummers 13607 tot en met 13613 opnieuw als wettig gedeponeerd merk werden geregistreerd, tegelijk met het merk dat op 6 september 1881 werd geregistreerd, maar nu als depotnummer 13614 en een drietal merken die ook reeds eerder als een wettig gedeponeerd merk werden geregistreerd op 21 november 1889, onder de depotnummers 3887, 3888 en 3889, maar nu onder de depotnummers 13615, 13616 en 13617. Merkwaardig is ook dat een aantal van die merken zowel op naam van G. Ribbius Peletier Jr. te Utrecht als door Van de Garde & Vrijlandt als wettig gedeponeerd merk werden geregistreerd. Dat waren de merken Vuelta Abajo, La Zenobia, La Semiramis, H. Upmann en El Dorado. Het enige verschil is dat op alle wettig gedeponeerde merken van Van de Garde & Vrijlandt een vliegende adelaar staat afgebeeld.

Hiernaast twee identieke wettig gedeponeerde merken van Van de Garde & Vrijlandt te Gouda (links) en G. Ribbius Peletier Jr. te Utrecht (rechts).                    

afbeeldingen SNT, bijeengebracht door J.E.Romkes

 

 

 

Van de Garde & Vrijlandt kreeg in 1880 vergunning om het koninklijk wapen te voeren en daarmee ‘Koninklijke Tabak- en Sigarenfabriek’ mocht heten. In 1900, een jaar na het overlijden van Johannes Antonie van de Garde, werd de tabaks- en sigarenfabriek van Van de Garde & Vrijlandt overgenomen door Louis Dobbelmann in Rotterdam. De fabriek en de tabakskerverij werd naar Rotterdam overgebracht9), maar de winkel van Van de Garde & Vrijland bleef nog tot ca 1915 bestaan. Als beheerder werd de heer J.F.F.J. (Jonathan François Frederik Jacob)Boon van Ostade aangesteld.

Een afbeelding van een affiche van het merk “La Caoba”, een merk dat nimmer op naam van Van de Garde & Vrijlandt als wettig gedeponeerd werd geregistreerd, maar wel door G. Ribbius Peletier Jr. (op 28 juni 1881, onder depotnummer 787). Op dit affiche staat dat de Koninklijke Sigarenfabriek Van de Garde & Vrijlandt gevestigd is in Rotterdam, Hoogstraat 106. Dit is hetzelfde adres als dat van Louis Dobbelmann. Dit affiche dateert dus van na de overname in 1890.                                                 collectie Gemeentearchief Rotterdam

Noten

1) Jaarboek SNT 2007, Het Philips Tabaksimperium, deel 1, door Bert Bohnen

2) Jaarboek SNT 2012, De familie Ribbius Peletier en hun activiteiten in de tabaks- en sigarenindustrie, door Bert Bohnen

3) Dat waren de percelen met de kadastrale nummers C 3069 en C 3070,Groenehart Archieven, Kadaster Gouda, periode 1857-1876, VNR 2184

4) Wit, Bregje de, in Op Hoop van zaken, blz. 185.

5) Wit, Bregje de, in Op Hoop van zaken, blz. 143 en 144.

6) Wit, Bregje de, in Op Hoop van zaken, blz. 186

7) Wit, Bregje de, in Op Hoop van zaken, blz. 186 en 187.

8) Wit, Bregje de, in Op Hoop van zaken, blz. 343

9) Wit, Bregje de, in Op Hoop van zaken, blz. 344

Literatuur

Alberelli, Riccardo en Nol van Dongen – De zeven steegjes, 125 Jaar volksleven in Utrecht, 1987

Bekooy, Guus – Philips Honderd 1891-1991 – Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1991

Bouman, Prof. P.J. – Anton Philips – (de mens – de ondernemer), J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1957

Broeke, W. van den – Gerlacus Ribbius Peletier (1818-1901) sigarenfabrikant, in Utrechtse biografieën, deel 2 – Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters – Een project van de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht en de Vereniging Oud-Utrecht, blz. 124 t/m 128.

Gielkens, Jan – Was ik maar weer in Bommel, Karl Marx en zijn Nederlandse verwanten, Stichting beheer ISSG, Amsterdam, 1997

Hart, P.D. ’t – Stakers en onruststokers – Uit de beginjaren van arbeidersbeweging en socialisme in Utrecht tussen 1870 en 1895 – Historische Reeks Utrecht, Deel 21, 1996

Heerding, A. – Geschiedenis van de N.V. Philips’ Gloeilampen-fabrieken, 1980

Hoeven, W. van der – Nederlandse Sigarenmakers- en Tabaksbewerkersbond – Zijn geschiedenis, werken en streven”, 1938

Hoogen, Bert van den – Het landgoed is in mijn merg gaan zitten – Een artikel in de rubriek “in de spiegel” in het AD Groene Hart van vrijdag 20 mei 2011

Hulzen, dr. A. van – Uit de oude Tabaksdoos – Ribbius Peletier begon sigarenfabriek in 1844 – in het Tabaksblad nr. 4075, 1983

N.N. – 1812 * 125* 1937 – Petite Histoire du Café; Petite Histoire du Tabak et Regards en Carrière, uitgegeven ter gelegenheid van het 125 jarig jubileum van Phlips Frères, Philips & Cie. te Luik – 1937. Waarschijnlijk is het met dat jubileum ergens fout gegaan, want als bedoeld wordt vanaf de oprichting van de vestiging van de Gebr. Philips te Maastricht, waarvan de Luikse vestiging aanvankelijke een filiaal was, dan had het 1817 en niet 1812 moeten zijn.

N.N. – Reglement voor eene opgerigte Tabak- en Sigarenfabriek voor Vrouwelijk personeel binnen de stad Utrecht.

Romkes, J.E. – Octrooiaanvragen van merken voor Sigaren, Sigaretten, Tabak en andere Tabaksproducten vanaf 1880, bijlagen Nederlndsche Staatscourant, verzameld door J.E. en digitaal gepubliceerd door de Stichting Nederlandse Tabakshistorie

Sluyterman, Dr. K.E. – Ondernemen in sigaren, als deel LVIII bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden van Nederland – Stg. Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg

Wins, H.C. – Gedenkboek ter herinnering aan het honderdjarig bestaan der Firma Gebrs. Philips te Maastricht, 1917

Wit, Bregje de – Op hoop van zaken – De industrialisatie van Gouda 1813-1913, Gouda, 2004

Wolf, Jacob – De Tabak en de Tabaksfabrikaten – A.W. Sijthoff’s Uitgeverij NV, Leiden ,1913