Sigarenfabriek Firma Joh. Vet

Print Friendly, PDF & Email

Johannes Vet

sigarenfabrikant en kermisexploitant

door Bert Bohnen, 15 oktober 2013

Inhoudsopgave (klik op het onderwerp om het in te zien)

– Joh. Vet, sigarenfabrikant en kermisexploitant
– Bronnen
– Noten
– Bijlage 1a – Formulieren 1941 RBTT
– Bijlage 1b – Goudse adresboekjes
– Bijlage 1c – Tabaksvergunninghouders
– Bijlage 2 – Parenteel Jan Vet
– Bijlage 3 – Archief Jan Vet


Joh. Vet, sigarenfabrikant en kermisexploitant

“Leerling sigarenmakers begonnen op 12-jarige leeftijd als bosjesmaker en verdienden na ongeveer 58 uur werken vijftig centen in de week. Zij werkten aan één tafel tezamen met de vakman, de sigarenmaker. De sigarenmaker rolde het dekblad om het bosje. Aan de punt van het dekblad werd een zogenaamd vlaggetje geknipt. Daaraan werd wat stijfsel, dat met koffiedik bruin was gemaakt, gesmeerd. Het puntje werd dicht geplakt en een plankje werd losjes over de sigaar gerold om de sigaar de juiste vorm te geven. Zo werd getracht om twee duizend stuks per week te maken. Als men een goed vakman was, haalde men dat aantal. Sigarenmakers werden per 100 stuks goedgekeurde sigaren betaald”.

De aanleiding
Het bovenstaande citaat trof ik aan in een artikel met de titel “De sigarenmaker te boek gesteld” 1). Dat artikel begon met: “De heer J.V. te Gouda stuurde GP het begin van wat de aanvang van een manuscript moet worden voor een boek was de inleiding van dat artikel. Een paar regels verder volgt het citaat: “als u van oordeel bent dat uit dit materiaal een boek te halen is, dan hoop ik hierbij op uw gewaardeerde medewerking. Ik ben in staat gegevens te verzamelen vanaf 1890 tot en met nu toe.” De heer J.V. was op dat moment al ‘op jaren’ en vertelde dat hij de schrijfkunst niet ‘opperbest machtig’ was. De redactie adviseerde J.V. aan het eind van de inleiding om alles wat hij te weten kon komen over het bijzondere volkje van sigarenmakers op papier te zetten. Daarbij merkte de redactie op dat dit zeker uit zou kunnen groeien tot een bijzonder document. De redactie gaf daarbij echter aan dat zij niet kon beloven de eerste jaren aan een bewerking te zullen toekomen, maar wel dat de gegevens voor het nageslacht bewaard zouden blijven.

Bij dat artikel werd een ‘unieke’ foto geplaatst, waarop sigarenmakers in een straatje met kinderhoofdjes op de stoep voor een pand met hun armen over elkaar, manhaftig poseren voor de fotograaf. Daarvoor zitten drie jongens van ca. 12 jaar, waarvan één de schrijver van dat ingezonden artikel zou moeten zijn. Foto Goudse Post

De heer J.V. vermeldde in dat artikel tal van bijzonderheden, voorvallen en anekdotes over het leven en werken van een sigarenmaker in het algemeen en van sommige sigarenmakers, zoals bijvoorbeeld van “De Ooievaar”, in het bijzonder. J.V. had vanaf 1907 in het sigarenmakerswereldje gezeten en zou op dat moment ca. 12 jaar zijn geweest. Dat betekent dat J.V. omstreeks 1895 geboren moet zijn. Als jongen van 12 jaar was hij het hulpje van een sigarenmaker, waarvoor hij telkens drank moest halen en bosjes *) maken. Die bosjes werden in sigarenvormen gedaan en als er een aantal sigarenvormen vol waren, werden die onder een pers gezet. Na het persen werd het dekblad – dat eerst op model moest worden gesneden met een halfrond mesje – om een bosje gewikkeld. De punt van het dekblad werd dan vastgeplakt met stijfsel, dat met behulp van ‘buisman’ was bruin gemaakt. Voordat uit het dekblad een bepaalde vorm kon worden gesneden moest dat bevochtigd worden om bewerkbaar gemaakt te worden. J.V. had een fles water bij zich staan, nam een slok en sproeide dat water op het dekblad. De bevochtigde dekbladen werden in een natte doek weggelegd. Over één van Gouda’s grootste sigarenfabrieken, hoogstwaarschijnlijk bedoelde hij daarmee J.A. Donker’s Sigarenfabrieken aan de Vossenburgkade, maakte hij nog de volgende opmerking: “In 1918 werkten daar 350 mannen en vrouwen. In 1932 waren er volgens hem nog maar 25 mensen over.”

*) bosjes, ook wel poppen genoemd, is het binnengoed van een sigaar gewikkeld in het omblad pas daarna wordt het bosje voorzien van een dekblad – meestal van een betere soort tabak – en is dan een sigaar geworden.

Omstreeks 1985 kreeg ik een kopie van dat artikel in handen. Op dat moment was ik juist begonnen met mijn onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van de Goudse sigarennijverheid. Ik was dan ook bijzonder benieuwd wie deze J.V. was. Hij zou hopelijk een belangrijke rol kunnen spelen bij dat onderzoek, bijvoorbeeld door commentaar te geven op en bij allerlei feitenmateriaal dat ik uit dossiers van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Gouda en het Streekarchief zou opdiepen. Navraag bij de redactie leverde niets op. Zij wisten niet wie J.V. was en konden mij niet verder helpen. Pas jaren later gaf Loet van Vreumingen mij de tip dat J.V. wel eens de initialen van Joh. Vet zouden zouden kunnen zijn, die op de Groeneweg 10 een sigarenfabriekje heeft gehad. Misschien dat een zoon van Joh. Vet, die regelmatig bij hem in de winkel kwam, daarover meer zou kunnen vertellen.

De sigarenmakerij van Joh. Vet
Kees Vet1 – een bereisd en flamboyant man, toen woonachtig in een appartement met een fabuleus uitzicht op het drukbevaren Gouwekanaal en de daarachter gelegen Zuidplaspolder – herkende het artikel niet. “Dat kan mijn vader nooit geschreven hebben. Zo was hij niet. Het was een man met een sociaal gevoel, had voor iedereen tijd, maar dat hij ambities zou hebben gehad om het leven en werken van ‘de sigarenmaker’ te boek te stellen en daarmee hun geschiedenis aan de vergetelheid te ontrukken”, nee, dat geloofde Kees niet. Later kwam hij – nadat hij met familie en kennissen daarover had gesproken – daarop terug en vertelde toen dat hij tot de overtuiging was gekomen dat die brief aan de redactie van de Goudse Post wel degelijk van zijn vader afkomstig moest zijn. Helaas zijn na zijn overleden nooit aantekeningen of aanzetten voor verhalen over ‘de sigarenmaker’ boven water gekomen.

Als jongetje van 12 jaar was Joh. Vet hulpje bij een sigarenmaker. Hij moest bosjes maken, maar ook drank voor die sigarenmaker halen. Volgens Kees Vet moest zijn vader dan fijn gemaakte tabak in een paar stukjes omblad rollen en die in de sigarenvormen plaatsen. Waren een aantal van die vormen gevuld dan werden die onder een pers geplaatst. Daarna ging het dekblad om de bosjes. Dat dekblad – altijd de duurdere tabak
– moest eerst op model gesneden worden met een halfrond mesje. Het laatste stukje dekblad werd daarna met stijfsel, dat met een beetje “buisman” bruin was gemaakt, vastgeplakt.

Werktekening van de sigarenmakerswerkplaats van Joh. Vet op de Boschweg 13 (SAMH)

Joh. Vet is in 1919 op 18-jarige leeftijd bij zijn ouders thuis met de productie en verkoop van sigaren begonnen. Hij heeft altijd direct aan klanten geleverd. In 1921 liet Joh. Vet een ‘splinternieuwe fabriek’ bouwen op de Bosweg 13 achter het huis van zijn ouders. Daarvoor had hij geld dat hij van zijn vader geleend. Joh. Vet was heel ambitieus en begon in die fabriek met een paar mensen in dienst sigaren te produceren. Waarschijnlijk was dat te hoog gegrepen, want al snel daarna ging de fabriek failliet. Volgens Kees was zijn vader Joh. Vet van mening dat hij door toedoen van de aannemer failliet was gegaan.

De meest uiteenlopende baantjes
Als sigarenmaker was op dat moment geen werk te vinden. De ƒ 6,85 steun die hij per week ontving was te weinig om zijn gezin te kunnen onderhouden, dus moest Joh. Vet op zoek naar ander werk. Zo was hij een tijdje kachelsmid en is hij ook nog naaimachine monteur geweest. Later verkocht hij ook op de Groeneweg 10 nog gebruikte naaimachines. Daarvan getuigd nog een soort visitekaartje dat bewaard is gebleven. Het
vak van naaimachine monteur had hij geleerd van Willem Pauwelsen, die op de Kleiweg filiaalhouder was van de naaimachinehandel Leeuwenstein.

Het visitekaartje waarmee Joh. Vet zich presenteerde als handelaar in gebruikte naaimachines. Collectie Bert Bohnen

Joh. Vet trouwde op 24 oktober 1923 in Gouda met Wilhelmina Vink uit Hazerswoude. Aanvankelijk woonde hij met zijn vrouw in bij zijn ouders op de Bosweg, maar in 1926 woonde hij met zijn gezin in de Mr. D.J. van Heusdenstraat 45 in Gouda. In het Goudse adresboekje van 1926 wordt hij op dat adres opnieuw vermeld als sigarenhandelaar. Waarschijnlijk verhuisden zijn ouders ook mee naar de Mr. D.J. van Heusdenstraat 45,
want C. Vet wordt in het Goudse adresboekje van 1926 – met als beroep huisknecht – ook op dat adres vermeld. Na zijn eerste mislukte poging om geld te verdienen als sigarenfabrikant en verschillende andere baantjes is hij een aantal jaren als kermisreiziger gaan werken. Hij had een kraam gemaakt en had daarin een brievenspel en een rad van avontuur. Dat rad was een wiel met rondom spijkertjes en daaraan waren nummers gebonden. Hij reisde daarmee het land door met behulp van een beurtschip en een handkar.
Wanneer het kermisseizoen voorbij was, werd het spul opgeslagen achter zijn huis, later op de Groeneweg 13 in Gouda 4)..
In de crisistijd werd Joh. Vet ook opgeroepen voor de werkverschaffing. Kees Vet vertelde daarover een aardige anekdote. Zijn vader moest zich in 1937 melden voor werk bij de Vettenbroek. Hij ging daarheen in jacquet en hoge hoed om te provoceren. Toen werkmeesters hem zo zagen kon hij direct rechtsomkeer maken. De heer Dijkshoorn, directeur van de toenmalige sociale dienst, speelde volgens Kees een positieve rol. Hij zorgde ervoor dat zijn vader een hoger bedrag aan ondersteuning kreeg, toen bleek dat die lager was dan de huur die hij moest betalen. Ook in de Tweede Wereldoorlog heeft de heer Dijkshoorn volgens Kees Vet een positieve rol gespeeld door een goed woordje te doen bij de directeur van het arbeidsbureau.
Volgens Kees werd zijn vader dankzij het optreden van de heer Dijkshoorn vrijgesteld van tewerkstelling in Duitsland.

Een portret foto van Joh. Vet op jonge leeftijd. Collectie Bert Bohnen

Een tweede poging als sigarenfabrikant
In 1929 woont Joh. Vet met zijn gezin in de Spieringstraat 11. Ook in het Goudse adresboekje van dat jaar wordt hij op dat adres vermeld als sigarenhandelaar. Volgens zijn zoon Kees Vet is hij toen weer begonnen met het maken van sigaren, maar toen als thuiswerker. Drie jaar later wordt Joh. Vet weer vermeld als sigarenfabrikant in de lijst met tabaksvergunninghouders van 1932. Hij woont dan met zijn gezin op het adres Groeneweg 10. Ook in het Goudse adresboekje van 1933 wordt hij op dat adres vermeld, maar opnieuw als sigarenhandelaar. Wat dat laatste betreft was dat juist, want op dat adres had hij zijn winkel.

Links een nota van Joh. Vet voor de verkoop van 1000 Napoleon sigaren aan sigarenhandelaar R. Veerman van 12 februari 1921
Rechts een bonnetje voor de levering van Tabakszegels (tabaksaccijns) voor 422 kg voorgesneden tabak bij de fa. D.G. van Vreumingen van 1 oktober 1941.
Collectie Bert Bohnen

Zijn werkplaats was volgens Kees Vet eerst nog een poosje op de Groeneweg 16, maar daarna aan de andere kant van de straat op nummer 13 naast het steegje met een poort. Als je door dat poortje liep en daarna rechtsaf, stonden daar volgens Kees Vet twee huisjes. De achterkant van die huisjes grensden aan de achtertuinen van de huizen in de Geuzenstraat. Ook stond er een schuur van het metaalbedrijf Slangen (het bedrijf Slangen staal B.V. is gevestigd in de Nijverheidsstraat 24a). In de werkplaats stond een lange tafel en in de lengte daarvan een stelenbak. Aan die tafel was plaats voor twee personen. Verder stond in die werkplaats een stalen droogkast en twee persen, een grote en een kleine. Ook lag er een stapel sigarenvormen. De werkplaats werd verlicht met een petroleumlamp.

Links: Groeneweg 10, waar Joh. Vet zijn winkel had en waar hij met zijn gezin ook woonde. Rechts: Groeneweg 13. Zijn werkplaats bevond zich achter het hek in het steegje. Foto’s Bert Bohnen

’s Avonds werkte hij alleen, maar overdag had hij hulp van o.a. Piet Zantvoort, een zwager van Joh. Vet 5). Piet Zantvoort woonde in de Bockenbergstraat. De tabak kocht Joh. Vet bij A. den Held in de Doelenstraat 3. Die tabak werd verpakt in bruin papier en voorzien van een begeleidingsbiljet. Dat begeleidingsbiljet was nodig in verband met de tabaksaccijns. Ook werd soms tabak gehaald zonder dat begeleidingsbiljet. Dan werd dat pak van 1 à 2 kg. onder de jas verstopt. Sigaren werden o.a. geleverd aan Tinus Steenbergen in Amsterdam, een vriend van Joh. Vet. Kees Vet vertelde dat hij daar wel eens is geweest. Joh. Vet vond zichzelf meer sigarenfabrikant dan gewoon maar een sigarenmaker. Veel sigarenmakers waren stevige drinkers en waren ’s zondags vaak stomdronken.
’s Maandags hadden zij dan een flinke kater en bleven thuis. In de sigarenindustrie heette dat “maandag houden” en om dan toch aan een fatsoenlijk weekloon te kunnen komen, moesten zij extra hard werken in die week om voldoende sigaren te maken. Sigarenmakers stonden op stukloon en werden betaald per 100 gereedgekomen en goedgekeurde sigaren. Volgens Kees Vet dronk zijn vader geen druppel alcohol.
Hij was een heer! Mijn vader hield wel van zingen en hij zong vaak, o.a. liedjes van Koos Speenhof, maar ook antimilitaristische liedjes.

De omslag van het 8 pagina’s dikke kinderboekje dat Joh. Vet als sigarenfabrikant en -handelaar ooit heeft uitgegeven. Collectie Bert Bohnen

Komiezen

In de werkplaats had Joh. Vet een spiegel gemonteerd. Die spiegel was bedoeld om de komiezen (accijnsbelasting) te zien aankomen, zodat hij tijdig maatregelen kon nemen. De controle op de naleving van de tabaksaccijns was zeer streng. Vooral de zogenaamde thuiswerkers werden regelmatig en onverwachts gecontroleerd. Kees Vet herinnerde zich nog dat hij als kind sigaren zonder belastingbanderol moest wegbrengen. Dat gebeurde o.a. bij mensen in Villa Aurora op de Graaf Florisweg en bij Kielliger in de Eerste Kade. Ook werden sigaren zonder banderol bezorgd bij afnemers in Hekendorp.
Volgens Kees Vet waren er ook klanten die de accijnsbandjes naar de winkel terugbrachten, zodat die opnieuw konden worden gebruikt. Kees herinnerde dat in de werkplaats regelmatig collega’s en vrienden langskwamen voor een praatje, zoals bijvoorbeeld Jan de Riet. Volgens Kees Vet stond zijn vader aan het eind van de oorlog bekend als een linkse rakker. Hij was volgens Kees niet politiek georganiseerd, maar was hij wel bevriend met Frits Stolk, die na de Tweede Wereldoorlog voor de CPN in de gemeenteraad van Gouda zat. De zoon van Frits Stolk werd in 1944 gefusilleerd door de Duitsers.
Op de achterzijde van een nog bewaard gebleven sigarenzakje is de volgende tekst te lezen:

“H.H. Rokers!
Hoe komt het dat de Sigaar die gij bij de winkelier koopt, zoo duur is?
Omdat die Sigaar, voordat ze in uw bezit is, door 4 handen gaat, die er elk wat aan moeten verdienen. 1e, de sigarenmaker; 2e, de fabrikant; 3e, de reiziger; 4e, de winkelier. Daar komt nog bij dat men de sigaar meestal nog overbelast om ze duurder te doen schijnen dan ze in werkelijkheid is. Dat kost allemaal geld.
Maar door direct bij de maker te koopen, bespaart gijzelf de winst, die door de fabrikant, reiziger en winkelier wordt gemaakt.
De kortste weg is van de maker naar de verbruiker – Onze sigaren worden ook niet overbelast.
Dat is de reden, dat wij zulke prima sigaren leveren, tegen zoo’n lagen prijs.
Doet dus uw voordeel en koopt uwe sigaren in ons
Speciaal Sigaren-verkoophuis, Groeneweg 10 (nabij Tiendeweg), Werkplaats: Groeneweg 13.
Beleefd aanbevelend, Firma Joh. Vet.
Zijt gij tevreden, zegt het Uwe vrienden, hebt gij klachten, zegt het ons.”

Het betreffende sigarenzakje. Collectie Bart Bohnen

Als zelfstandig sigarenmaker was echter nauwelijks ‘droog brood’ te verdienen. Om zijn gezin te kunnen onderhouden moest Joh. Vet ook op een andere manier geld zien te verdienen. Vandaar dat hij naast sigarenfabrikant ook kermisexploitant bleef. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Joh. Vet uitsluitend het beroep van kermisexploitant uitgeoefend. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog durfde hij de gok te wagen om voor toentertijd het gigantische bedrag van ƒ 4.500,- een draaimolen aanschaffen.

De Tweede Wereldoorlog
Gedurende de mobilisatie in 1939 en 1940 waren militairen gelegerd in de openbare school aan de Groeneweg. Met zijn winkel in tabakswaren aan de Groeneweg vlakbij de school deed hij een poosje goede zaken. Zijn vrouw verzorgde de kleding van de in de school gelegerde militairen. Zij stopte, waste en herstelde hun kleding. Verder zorgden zij voor alles waaraan de militairen behoefte hadden. Dat bleef echter niet beperkt tot de militairen die gelegerd waren in de school aan de Groeneweg. Op een bepaald moment
was dat ook het geval voor de militairen die in andere scholen waren ondergebracht. Daardoor werd een aardig centje verdiend en kon daar zelfs een gering bedrag aan worden overgehouden. Uit een opgave aan het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten (RBTT) is bekend dat in 1941 sigaren werden gemaakt met het merk “Jovego” (ongetwijfeld een samenvoeging van de eerste twee letters van: Johannes Vet Gouda).

Twee karakteristieke foto’s van Joh. Vet en zijn echtgenote Miena Vet-Vink. Colectie Bert Bohnen

Uit de oorlogsjaren herinnerde Kees Vet zich meer. Zo liet zijn vader uit Italië hop komen, verpakt in lange smalle zakken. Die hop werd gebruikt om een soort surrogaat tabak van te maken. Tabakstelen – de nerven die uit tabaksbladen worden verwijderd – werden geplet en samen met de hop in water gelegd. Door de sappen uit de geplette tabakstelen kreeg de hop een bruine kleur en bij het roken proefde het naar tabak. Voor dit werk hielpen regelmatig een paar meisjes mee in de werkplaats. Kees Vet herinnerde zich dat één van deze meisjes “Olijfje” werd genoemd. Bij petroleumlicht werd van de ‘hoptabak’ sigaretten gerold.

Met de distributie van tabak tijdens de Tweede Wereldoorlog was het regelmatig hommeles, onder andere over de betaling van tabak. Op een zeker moment – de zus van Kees Vet lag ziek in bed – kwamen ambtenaren van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten (RBTT) en een deurwaarder een schuld innen die zijn vader zou hebben Joh. Vet wist zeker dat hij betaald had en weigerde om nog een keer te betalen 6). De ambtenaren van het RBTT bleven volhouden dat zij krachtens de wet de opdracht hadden om hoe dan ook die schuld te innen. Kees Vet herinnerde dat zijn vader de ambtenaren voorhield dat zij niet namens de wet, maar namens de koning een eed hadden afgelegd. Waarschijnlijk probeerde hij hen duidelijk te maken dat zij buiten hun boekje gingen of iets dergelijks. Bij die gelegenheid ging het om een klein bedrag van ca. ƒ 50 à ƒ 60. Dit bedrag kregen de ambtenaren in handen, nadat zij een dressoir van Joh. Vet bij opbod hadden verkocht. Aan het eind van de oorlog onderhield Joh. Vet ook nog twee gezinnen
van spoorwegstakers.

Ook in de Tweede Wereldoorlog was Joh. Vet kermisexploitant. Kermisexploitanten waren toen verplicht om lid te zijn van de Cultuurkamer. De Cultuurkamer wees kermisexploitanten een bepaald rayon toe. Zij organiseerden ook het vervoer per boot naar de verschillende plaatsen waar kermis werd gehouden. Uit die periode herinnerde Kees zich nog een bepaald voorval. Zij lagen in 1944 met een boot in Den Haag bij het Newtonplein in de buurt van een Duitse boot, geladen met antraciet. ’s Nachts heeft zijn vader toen met behulp van anderen een flinke hoeveelheid antraciet overgeladen7). Die antraciet kwam goed van pas als ruilmiddel om de laatste oorlogsjaren door te komen. Ook de twee gezinnen van spoorwegstakers, die de ouders van Kees onderhield, deden daar hun voordeel mee.
Dat op de kermis veel geld werd verdiend, illustreerde Kees aan de hand van het verhaal dat het regelmatig voorkwam dat bij thuiskomst – als ze met de boot in de Gouwe lagen – er een grijpkraan aan te pas moest komen om al het kleingeld uit de boot te lossen. Overigens had de familie van Kees regelmatig last van schurft aan de vingers, vanwege de grote hoeveelheid vuil geld dat dagelijks door hun handen ging.

Joh. Vet geniet van zijn oude dag in de achtertuin van Turfmarkt 44. Zijn zoon kijkt vanuit de tuindeur met een glimlach naar dit tafereeltje. Collectie Bert Bohnen

Na zijn pensionering, omstreeks 1968, verhuisde Joh. Vet naar de Turfmarkt 44. Later verhuisde hij naar “De Baan” en dat was voor hem een afgang. Weer later werd hij opgenomen in “Huize Bloemendaal”. Daar is hij nog eens weggelopen. Op het laatst kon hij moeilijk lopen, maar weigerde om zich in een rolstoel voort te bewegen. “Joh. Vet in een rolstoel? Vergeet het maar!”, was toen een gevleugelde uitspraak van hem.
Joh. Vet vroeg aan zijn zoon Kees of hij wielen onder zijn stoel wilde maken, maar dat weigerde Kees. Toen heeft de schoonzoon van Kees, Gerrit Schouten, dat maar gedaan. Hij maakte een schot met vier zwenkwielen en daar werd toen zijn stoel op gemonteerd. Joh. Vet zat daarop als op een troon! Gerrit kon niet meer kapot en Kees was een slechte zoon!

Bronnen

  1. Lijsten met tabaksvergunninghouders van 1924, 1928 en 1932. In de lijst met tabaksvergunninghouders van 1928 wordt Joh. Vet niet vermeld.
  2. Formulieren die alle in Nederland gevestigde sigarenfabrikanten eind 1941 verplicht waren in te vullen en op te sturen naar de Vakgroep Sigarenindustrie van het Centraal Bureau voor de Sigarennijverheid, ingesteld bij beschikking van de organisatiecommissie voor het bedrijfsleven d.d. 24 september 1941,
    secretariaat: Willem de Zwijgerlaan 110 in Den Haag. (gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant van 25 september 1941, No. 186)
  3. Adresboekjes van de gemeente Gouda van 1860 – 1950
  4. Dagblad Rijn & Gouwe van 3 juni 1971, artikel “Kermis springlevend”, exploitant Joh. Vet kijkt terug op bewogen leven.
  5. Goudse Post van 24 juli 1975, artikel “Sigarenmaker te boek gesteld”.
  6. Diverse gesprekken met Cornelis (Kees) Vet, die toen (in 2004) in de Bernardhof 654 woonde (tel.: 0182
    595 654)
  7. Archief 1940-1945 van Joh. Vet. Dit archief heeft uitsluitend betrekking op circulaires en correspondentie
    van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten met Joh. Vet.
  8. Volgens Kees Vet is daarover een boekje geschreven.

Noten

  1. In het artikel werd de schrijver van de brief alleen met J.V. aangeduid. Niet duidelijk was wie deze J.V. was. Ook de redactie van de Goudse Post wist dat niet. Door onderzoek en met behulp van anderen ontdekte ik dat de initialen J.V. wel eens van Joh. Vet zouden kunnen zijn. Loet van Vreumingen vertelde mij dat een zoon van Joh. Vet, Kees Vet, die regelmatig bij hem in de winkel kwam, daarover meer zou kunnen vertellen.
  2. bosjes, ook wel poppen genoemd, is het binnengoed van een sigaar gewikkeld in het omblad pas daarna wordt het bosje voorzien van een dekblad – meestal van een betere soort tabak – en is dan een sigaar geworden.
  3. Joh. Vet wordt in de lijst met tabaksvergunninghouders van 1924 vermeld als sigarenfabrikant op het adres Boschweg 13. Ook in de Goudse adresboekje van 1924 wordt hij vermeld op dat adres, maar dan als sigarenhandelaar.
  4. In de Rijn & Gouwe van 3 juni 1971 stond een artikel “Kermis springlevend”, exploitant Joh. Vet kijkt terug op bewogen leven, waarin uitvoerig werd ingegaan op zijn activiteiten als kermisexploitant. Zijn activiteiten als sigarenmaker en sigarenfabrikant komen in dat artikel echter niet aan de orde. Joh. Vet was in 1922 ook voorzitter van de eerste Nederlandse Vereniging van Kermisvakgenoten ‘Ons Belang’.
    Als voorzitter van Ons Belang reikte hij samen met secretaris H. Coppejans het ere lidmaatschap uit aan Louis Vallentgoed, die in 1899 medeoprichter was van Ons Belang, uit dankbaarheid voor de vele diensten die hij aan de vereniging had bewezen. (bron: http://www.kermishistorie.nl/html/fam__vallentgoed.html )
  5. Petrus Zandvoort, geboren in 1891 in Gouda was op 3 juli 1912 getrouwd met Maria Vet, geboren in 1894 en overleden op 21 januari 1937 in Gouda. Maria Vet was een zuster van Joh. Vet.
  6. Van de administratie die Joh. Vet tijdens de Tweede Wereldoorlog bijhield, is een deel bewaard gebleven en is ondergebracht bij Groenehart Archieven.

Cornelis (Kees) Vet (geboren op 2 augustus 1927 in Gouda)
De grootvader van Kees Vet kwam uit Wormerveer, waar zijn familie een galanterie en een speelgoedwinkel hadden. Ook in Breda en Apeldoorn woont volgens Kees familie. Oom Jan, neef van Kees Vet, was kermisreiziger en was daarvan in de Eerste Wereldoorlog rijk geworden. Johannes (Joh.) Vet, geboren op 14 maart 1901 in Gouda, trouwde op 24 oktober 1923 in Gouda met Wilhelmina (Meina) Vink, geboren in 1900 in Hazerswoude, dochter van Hendrik Vink, die veldwachter was in Reeuwijk. Hij hield zich vooral bezig met het achtervolgen van stropers op de Reeuwijkse Plassen. Joh. en Miena kregen vier kinderen, twee zonen en twee dochters. Een van de dochters is in de Tweede Wereldoorlog op jonge leeftijd aan lymfklierkanker overleden, Cornelis (Kees) Vet, een van de twee zonen van Joh. Vet, werd geboren op 2 augustus 1927. Zelf heeft hij nooit in het sigarenmakersvak gezeten, maar heeft samen met zijn andere broer, die in Spijkenisse woont, en zijn zus vanaf zijn 15e of 16e jaar met pa en ma op kermissen gestaan. Die zus leeft ook nog en woont ook in Gouda.

De vader van Kees Vet was oorspronkelijk streng Rooms Katholiek. Thuis had hij een eigen altaar. Volgens Kees was dat heel normaal in die tijd. De vrouw waar Joh. Vet later mee trouwde kwam van protestantse huize. Aanvankelijk ging Kees en zijn zus naar een Katholieke school. Dat was de bewaarschool in de Peperstraat (boven Kamphuizen), waar de ingang was voor de minder bedeelden. De rijken moesten door de ingang op de Westhaven, naast Concordia, waar een beeldje hing met de tekst “Laat de kinderen tot mij komen”. Dat beeldje en die tekst is er nu niet meer. Later gingen de kinderen van Joh. Vet naar de openbare school aan de Groeneweg.
Kees trouwde op 8 december 1948 met Catharina Boudewijns (geboren op 15 december 1930 in Rotterdam) in het ‘Jodenhuis’ (Gebouw De Haven op de Oosthaven), omdat het stadhuis op dat moment in de steigers stond. Catharina was een Rotterdamse vluchteling, die – samen met andere vluchtelingen – na het bombardement op Rotterdam was gevlucht en in Gouda waren ondergebracht in ‘Ons Huis’ op de Turfmarkt. Later woonde Kees Vet met zijn vrouw in de Lange Dwarsstraat. De vader van Catharina had een viszaak in Rotterdam. Ook ging hij met een kar langs de deur en verkocht dan vooral mosselen.

Kees maakte carrière als kermisexploitant. Ook de meeste van de negen kinderen, waarvan er één is overleden aan keelkanker, vonden hun toekomst als kermisexploitant. Wanneer het kermisseizoen voorbij was, moest Kees op een andere manier geld zien te verdienen om zijn gezin te onderhouden. Dat lukte niet altijd direct en was hij afhankelijk van de steun. De sociale dienst stuurde hem dan af en toe op klussen af, die hij absoluut niet wilde uitvoeren. Zo werd hij eens naar Wortelboer gestuurd, die een scheepswerfje had bij Van Vlaardingen tegenover de Veerstal aan de Gouderaksedijk. Daar lag een schip dat – voordat daar onderhoud aan gepleegd kon worden – helemaal schoongemaakt moest worden. Dat was een uiterst smerig werkje. Op het moment dat het in het sollicitatiegesprek ging over wat Kees daarmee zou verdienen, keek hij zijn gesprekspartner aandachtig aan en liet zich ontvallen dat hij de bond zou laten uitzoeken of hij daarmee wel genoeg zou verdienen. Kees kon toen onmiddellijk vertrekken.
Vaak werkte Kees in die periodes bij de kaarsenfabriek. Op het moment dat men daar bezig was met automatiseren van de productie en operators hun intrede deden, bleek Kees voor de kaarsenfabriek een prima werkkracht en werd aan hem getrokken om in vaste dient te komen. Door zijn jarenlange ervaring als kermisexploitant had hij een zekere handigheid opgebouwd met het herhaaldelijk opbouwen en demonteren van zijn kermisattracties. Vaak was daarbij improviseren een vereiste. De omstandigheden op de verschillende kermissen waren niet altijd gelijk en regelmatig was materiaal zoek, zodat een andere oplossing noodzakelijk was. Die handigheid kwam goed van pas bij het automatiseringsproces bij de kaarsenfabriek. Kees bleef het leven van kermisexploitant echter trouw. Hij moest er niet aan denken om dagelijks opgesloten te zitten tussen vier muren. Kees woonde toen met zijn gezin in de Roerdompstraat in Gouda.

Bijlage 1a – Formulieren 1941 – RBTT

Op 24 september 1941 werd bij beschikking van de Organisatiecommissie voor het bedrijfsleven het Centraal Bureau voor de Sigarenindustrie ingesteld (gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant van 24 september 1941 No. 186)

Het Secretariaat was gevestigd in de Willem de Zwijgerlaan 110 te ’s Gravenhage.

Sigarenfabrikanten werden verplicht om zich in te schrijven bij de Vakgroep Sigarenindustrie, waartoe, ingevolge bovengenoemde Beschikking, alle in Nederland gevestigde ondernemingen, welke sigaren vervaardigen, anders dan voor eigen gebruik, waren verplicht.

Ongeveer 1900 formulieren werden ingezonden en opgeborgen in een 4-tal dozen op volgorde van het R.B.T.T. (Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten) inschrijvingsnummer. Van de 36 vragen zijn van een 14-tal vragen de gegevens overgenomen.
Die vragen waren:
a. Eigen referentienummer op volgorde van opberging.
1. Volledige naam van de onderneming. Zetel van de onderneming.
2. Postadres onderneming.
3. Plaats(en) waar kantoren, fabrieken, werkplaatsen en magazijnen bevin¬den.
4. Datum van oprichting.
5. Rechtsvorm

  1. eigen zaak
  2. vennootschap onder firma
  3. naamloze vennootschap
  4. commanditaire vennootscha
  5. coöperatieve vereniging

7. Datum, plaats en nr. van inschrijving in het Handelsregister
8. Inschrijving bij het R.B.T.T.
14. Gebruikte banderollennummers. Indien geen nummer is gegeven is de firmanaam genoemd.
23. Onder welke merken werden uw sigaren in de handel gebracht vóór 1 juli 1941?
24. Onder welke merken thans?
26. Welk gedeelte van uw productie naar aantallen stuks werden in 1939 afgezet aan:
– a. winkeliers – b. grossiers
– c. particulieren – d. andere sigarenfabrikanten
29. Uit hoeveel personen bestond het personeel uwer onderneming, in dienst voor de
sigarenfabricage (reizigers, kantoorpersoneel, leiding gevend personeel, overig fabriekspersoneel)
– (vóór /) totaal 1 januari 1940
– (achter /) totaal 1 oktober 1941
36. Bijzondere opmerkingen
a. Eigen referentienummer op volgorde van opberging: 1141
1. Volledige naam van de onderneming en zetel van de onderneming: J. Vet, Gouda
2. Postadres onderneming: Groeneweg 10
3. Plaats(en) waar kantoren, fabrieken, werkplaatsen en magazijnen bevin¬den: Groeneweg 13
4. Datum van oprichting: 1919
5. Rechtsvorm: Eenmanszaak (eigen zaak)
7. Datum, plaats en nr. van inschrijving in het Handelsregister: niet ingevuld
8. Inschrijving bij het R.B.T.T.: R.B.T.T.-nummer 1804
14. Gebruikte banderollennummers. Indien geen nummer is gegeven is de firmanaam genoemd: 5413
23. Onder welke merken werden uw sigaren in de handel gebracht vóór 1 juli 1941?
Jovego
24. Onder welke merken thans?
Jovego
26. Welk gedeelte van uw productie naar aantallen stuks werden in 1939 afgezet aan:
particulieren 100%
29. Uit hoeveel personen bestond het personeel uwer onderneming, in dienst voor de sigarenfabricage
(reizigers, kantoorpersoneel, leiding gevend personeel, overig fabriekspersoneel):
vóór 1 januari 1940: niet ingevuld
na 1 oktober 1941: niet ingevuld

Bijlage 1b – Cornelis Vet en zijn zonen Joh Vet en Hermanus Vet – Adresboekjes Gouda

Bijlage 1c – Tabaksvergunninghouders

Sigarenfabrieken en -fabrikanten 1924 Gegevens Tabaksvergunninghouders 1924
Sigarenfabrikant: Joh. Vet (opgericht in 1919)                      Boschweg 13 (fabriek)

Sigarenfabrieken en -fabrikanten 1932 Gegevens Tabaksvergunninghouders 1932 – aangevuld met gegevens uit de Goudse adresboekjes, zie *)
Joh. Vet                                                                             Groeneweg 10 (fabriek)

Opmerking: Joh. Vet geeft op 28 mei 1940 in de “Sigarenfabrikanten verklaring” (formulier F1), ten behoeve van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten, aan dat hij houder is van een tabaksvergunning onder nummer 935, afgegeven op 17 september 1928. Nadat hij rond 1924 failliet was gegaan als sigarenfabrikant, heeft hij een aantal jaren allerlei verschillende werkzaamheden uitgevoerd. Kennelijk heeft hij eind 1928 zijn vak als sigarenmaker weer opgepakt en heeft toen opnieuw een tabaksvergunning aangevraagd en gekregen.

Bijlage 2 – Parenteel van Jan Vet

1. Jan Vet. Jan trouwde met Elisabeth Scheffer.

Kinderen van Jan en Elisabeth:

1. Hendrik Vet, geboren omstreeks 1818. Volgt 1.1.
2. Pieter Vet, geboren omstreeks 1825 in Wormerveer. Volgt 1.2.

1.1. Hendrik Vet is geboren omstreeks 1818, zoon van Jan Vet (zie 1) en Elisabeth Scheffer. Hendrik
trouwde, ongeveer 24 jaar oud, op 31-07-1842 in Wormerveer met Guurtje van der Laan, ongeveer 25 jaar oud. Guurtje is geboren omstreeks 1817, dochter van Gerrit van der Laan en Bregje Smorenburg. Guurtje is overleden op 20-10-1902 in Zaandam, ongeveer 85 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 21-10-1902.

Kinderen van Hendrik en Guurtje:

1. Jan Vet, geboren omstreeks 1846 in Wormerveer. Volgt 1.1.1.
2. Bregje Vet, geboren omstreeks 1848 in Wormerveer. Volgt 1.1.2.
3. Elisabeth Vet, geboren omstreeks 1851 in Wormerveer. Volgt 1.1.3.
4. Cornelis Vet, geboren omstreeks 1853 in Wormerveer. Volgt 1.1.4.
5. Gerardus Vet, geboren omstreeks 1861 in Wormerveer. Volgt 1.1.5.

1.1.1 Jan Vet is geboren omstreeks 1846 in Wormerveer, zoon van Hendrik Vet (zie 1.1) en Guurtje van der Laan. Jan is overleden op 31-07-1923 in Zaandam, ongeveer 77 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 01-08-1923. Jan trouwde, ongeveer 27 jaar oud, op 24-08-1873 in Wormer met Aaltje Zwaan, ongeveer 32 jaar oud. Aaltje is geboren omstreeks 1841 in Wormer, dochter van Jan Zwaan en Grietje Kleij. Aaltje is overleden op 25-06-1928 in Zaandam, ongeveer 87 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan
op 27-06-1928.

Kinderen van Jan en Aaltje:
1. Geertruida Vet [1.1.1.1], geboren omstreeks 1875 in Wormer. Geertruida is overleden op 07-02-1943 in Zaandam, ongeveer 68 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 08-02-1943.
2. Joannes Hendricus Vet, geboren omstreeks 1877 in Wormer. Volgt 1.1.1.2.
3. Margaretha Vet, geboren omstreeks 1879 in Wormer. Volgt 1.1.1.3.
4. Hendrikus Johannes Vet, geboren op 15-08-1881 in Rotterdam. Volgt 1.1.1.4.

1.1.1.2 Joannes Hendricus Vet is geboren omstreeks 1877 in Wormer, zoon van Jan Vet (zie 1.1.1) en Aaltje Zwaan. Joannes is overleden op 09-06-1956 in Deventer, ongeveer 79 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 11-06-1956. Joannes trouwde, ongeveer 26 jaar oud, op 22-02-1903 in Zaandam met Adolphina De Mulder, ongeveer 17 jaar oud. Adolphina is geboren omstreeks 1886 in Hemixem (België), dochter van August De Mulder en Anna Elisabeth Vandenheuvel.

1.1.1.3 Margaretha Vet is geboren omstreeks 1879 in Wormer, dochter van Jan Vet (zie 1.1.1) en Aaltje Zwaan. Margaretha trouwde, ongeveer 39 jaar oud, op 18-04-1918 in Zaandam met Casparus Johannes Kroon, ongeveer 37 jaar oud. Casparus is geboren omstreeks 1881 in Zaandam, zoon van Johannes Kroon en Grietje Hooijschuur.

1.1.1.4 Hendrikus Johannes Vet is geboren op 15-08-1881 in Rotterdam, zoon van Jan Vet (zie 1.1.1) en  Aaltje Zwaan. Van de geboorte is aangifte gedaan op 15-08-1881. Hendrikus trouwde, 24 jaar oud, op 20-09- 1905 in Apeldoorn met Martha Wegkamp, ongeveer 25 jaar oud. Martha is geboren omstreeks 1880, dochter van Meine Wegkamp en Hendrina Leander.

Kinderen van Hendrikus en Martha:
1. Johannes Meine Vet [1.1.1.4.1], geboren op 27-02-1906 in Wormen. Van de geboorte is aangifte gedaan op 28-02-1906.
2. Meine Hendrikus Vet [1.1.1.4.2], geboren op 20-12-1907 in Apeldoorn. Van de geboorte is aangifte gedaan op 21-12-1907. Meine is overleden.
1.1.2 Bregje Vet is geboren omstreeks 1848 in Wormerveer, dochter van Hendrik Vet (zie 1.1) en Guurtje van der Laan. Bregje trouwde, ongeveer 25 jaar oud, op 26-01-1873 in Wormerveer met Jacob Pel, ongeveer 26 jaar oud. Jacob is geboren omstreeks 1847 in Wormerveer, zoon van Jacob Pel en Joanna Gesina Duijs.

1.1.3 Elisabeth Vet is geboren omstreeks 1851 in Wormerveer, dochter van Hendrik Vet (zie 1.1) en Guurtje van der Laan. Elisabeth:
(1) trouwde, ongeveer 24 jaar oud, op 17-01-1875 in Wormerveer met Franciskus Sierhuijs, ongeveer 29 jaar oud. Franciskus is geboren omstreeks 1846 in Wormerveer, zoon van Pieter Sierhuijs en Hillegond Smit.
(2) trouwde, ongeveer 35 jaar oud, op 17-01-1886 in Wormerveer met Jan ter Haak, ongeveer 38 jaar oud.
Jan is geboren omstreeks 1848 in Wormerveer, zoon van Dirk ter Haak en Jannetje Oudejans.

Kind van Elisabeth en Franciskus:

1. Hendrik Sierhuijs, geboren omstreeks 1879 in Wormerveer. Volgt 1.1.3.1.

1.1.3.1 Hendrik Sierhuijs is geboren omstreeks 1879 in Wormerveer, zoon van Franciskus Sierhuijs en Elisabeth Vet (zie 1.1.3). Hendrik trouwde, ongeveer 22 jaar oud, op 03-11-1901 in Zaandam met Hillegonda Mandjes, ongeveer 23 jaar oud. Hillegonda is geboren omstreeks 1878 in Zaandam, dochter van Eldert Mandjes en Hillegonda Happe.

1.1.4 Cornelis Vet is geboren omstreeks 1853 in Wormerveer, zoon van Hendrik Vet (zie 1.1) en Guurtje van der Laan. Cornelis is overleden op 17-08-1931 in Gouda, ongeveer 78 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 18-08-1931. Cornelis:
(1) trouwde, ongeveer 24 jaar oud, op 14-10-1877 in Wormer met Catharina (Trijntje) Kuijper, ongeveer 21 jaar oud. Trijntje is geboren omstreeks 1856 in Wormer, dochter van Johannes Kuijper en Grietje Veen.
Trijntje is overleden op 09-01-1892 in Gouda, ongeveer 36 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 11-01-1892.
(2) trouwde, ongeveer 39 jaar oud, op 20-04-1892 in Gouda met Eva Heij, ongeveer 35 jaar oud. Eva is geboren omstreeks 1857 in Sluipwijk, dochter van Hermanus Heij en Magdalena Tromp. Eva is overleden op 29-05-1931 in Gouda, ongeveer 74 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 29-05-1931.

Kinderen van Cornelis en Trijntje:
1. Margaretha Vet, geboren omstreeks 1879 in Wormel. Volgt 1.1.4.1.
2. Brigitta Vet, geboren omstreeks 1882 in Gouda. Volgt 1.1.4.2.
3. Cornelia Vet [1.1.4.3], geboren omstreeks 1884 in Gouda. Cornelia is overleden op 04-02-1897 in Gouda, ongeveer 13 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 05-02-1897.
4. Elizabeth Vet, geboren omstreeks 1886 in Gouda. Volgt 1.1.4.4.
5. Catharina Maria Vet, geboren omstreeks 1888 in Gouda. Volgt 1.1.4.5.
6. Hendrika Vet, geboren omstreeks 1890 in Gouda. Volgt 1.1.4.6.

Kinderen van Cornelis en Eva:
7. Maria Vet, geboren omstreeks 1894. Volgt 1.1.4.7.
8. Hendrik Vet, geboren omstreeks 1895 in Gouda. Volgt 1.1.4.8.
9. Wilhelmina Vet, geboren omstreeks 1896 in Gouda. Volgt 1.1.4.9.
10. Hermanus Vet, geboren op 06-03-1897 in Gouda. Volgt 1.1.4.10.
11. Johannes (Joh) Vet, geboren op 24-10-1901 in Gouda. Volgt 1.1.4.11.

1.1.4.1 Margaretha Vet is geboren omstreeks 1879 in Wormel, dochter van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Catharina (Trijntje) Kuijper. Margaretha trouwde, ongeveer 22 jaar oud, op 27-04-1901 in Koog aan de Zaan met Johannes de Groen, ongeveer 26 jaar oud. Johannes is geboren omstreeks 1875 in Zaandam, zoon van Pieter de Groen en Elizabeth Masker.

1.1.4.2 Brigitta Vet is geboren omstreeks 1882 in Gouda, dochter van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Catharina (Trijntje) Kuijper. Brigitta trouwde, ongeveer 27 jaar oud, op 12-05-1909 in Zaandam met Willebrordus Meijer, ongeveer 27 jaar oud. Willebrordus is geboren omstreeks 1882 in Zaandam, zoon van Hendrik Meijer en Catharina de Groen.

1.1.4.4 Elizabeth Vet is geboren omstreeks 1886 in Gouda, dochter van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Catharina (Trijntje) Kuijper. Elizabeth is overleden op 28-08-1950 in Zaandam, ongeveer 64 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 29-08-1950. Elizabeth trouwde, ongeveer 27 jaar oud, op 29-05-1913 in Zaandam met Pieter Meijer, ongeveer 26 jaar oud. Pieter is geboren omstreeks 1887 in Zaandam, zoon van Hendrik Meijer
en Catharina de Groen.

1.1.4.5 Catharina Maria Vet is geboren omstreeks 1888 in Gouda, dochter van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Catharina (Trijntje) Kuijper. Catharina is overleden op 18-09-1943 in Zaandam, ongeveer 55 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 20-09-1943. Catharina trouwde, ongeveer 32 jaar oud, op 23-06-1920 in Wormerveer met Pieter ten Wolde, ongeveer 37 jaar oud. Pieter is geboren omstreeks 1883 in Zaandijk, zoon van Cornelis ten Wolde en Antje Groot.

1.1.4.6 Hendrika Vet is geboren omstreeks 1890 in Gouda, dochter van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Catharina (Trijntje) Kuijper. Hendrika:
(1) trouwde, ongeveer 23 jaar oud, op 08-01-1913 in Gouda met Gerardus Stalenberg, ongeveer 35 jaar oud. Gerardus is geboren omstreeks 1878 in Gouda, zoon van Johannes Jacobus Stalenberg en Johanna Pieternella Schoonderwoerd. Gerardus is overleden op 12-12-1913 in Gouda, ongeveer 35 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 12-12-1913.
(2) trouwde, ongeveer 25 jaar oud, op 23-10-1915 in Koog aan de Zaan met Louwrens Kooiman, ongeveer 28 jaar oud. Louwrens is geboren omstreeks 1887 in Enkhuizen, zoon van Pieter Kooiman en Dieuwertje Gorter.

1.1.4.7 Maria Vet is geboren omstreeks 1894, dochter van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Eva Heij. Maria is overleden op 21-01-1937 in Gouda, ongeveer 43 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 22-01-1937. Maria trouwde, ongeveer 18 jaar oud, op 03-07-1912 in Gouda met Petrus Zantvoort, ongeveer 21 jaar oud. Petrus is geboren omstreeks 1891 in Gouda, zoon van Hendrik Zantvoort en Agnes Happel.

1.1.4.8 Hendrik Vet is geboren omstreeks 1895 in Gouda, zoon van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Eva Heij.
Hendrik trouwde, ongeveer 21 jaar oud, op 26-01-1916 in Gouda met Christina Elizabeth Nieuwenhuisen, ongeveer 19 jaar oud. Christina is geboren omstreeks 1897 in Gouda, dochter van Bernardus Nieuwenhuisen en Maria Catharina Brauns.

Kind van Hendrik en Christina:
1. Bernardus Vet [1.1.4.8.1], geboren omstreeks 1921 in Gouda. Bernardus is overleden op 15-01-1926 in Gouda, ongeveer 5 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 18-01-1926.

1.1.4.9 Wilhelmina Vet is geboren omstreeks 1896 in Gouda, dochter van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Eva Heij. Wilhelmina trouwde, ongeveer 22 jaar oud, op 06-11-1918 in Gouda met Johannes Jacobus Tijssen, ongeveer 24 jaar oud. Johannes is geboren omstreeks 1894 in Tiel, zoon van Bernardus Hendrikus Tijssen en Elizabeth Frederika Haverkamp.

1.1.4.10 Hermanus Vet is geboren op 06-03-1897 in Gouda, zoon van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Eva Heij.
Hermanus trouwde, 24 jaar oud, op 26-10-1921 in Gouda met Wilhelmina Ekelmans, 19 jaar oud.
Wilhelmina is geboren op 04-01-1902 in Gouda, dochter van Grietje Ekelmans.

Kind van Hermanus en Wilhelmina:

1. Eva Vet [1.1.4.10.1], geboren na 18-09-1922 in Gouda. Eva is overleden op 18-09-1923 in Gouda, ten hoogste 1 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 18-09-1923.

1.1.4.11 Johannes (Joh) Vet (sigarenfabrikant en kermisexploitant) is geboren op 24-10-1901 in Gouda, zoon van Cornelis Vet (zie 1.1.4) en Eva Heij. Joh trouwde, 22 jaar oud, op 24-10-1923 in Gouda met Wilhelmina (Miena) Vink, ongeveer 23 jaar oud. Miena is geboren omstreeks 1900 in Hazerswoude, dochter van Hendrik Vink en Barbera Verlaan.

Kinderen van Joh en Miena:

1. A. Vet. Volgt 1.1.4.11.1.
2. Zoon 2 Vet (kermisexploitant) [1.1.4.11.2].
3. Cornelis (Kees) Vet (kermisexploitant), geboren op 02-08-1927 in Gouda. Volgt 1.1.4.11.3.
4. Eva Vet [1.1.4.11.4], geboren omstreeks 1933. Eva is overleden op 13-04-1944 in Gouda, ongeveer 11 jaar oud (oorzaak: overleden aan lymfklierkanker). Van het overlijden is aangifte gedaan op 14-04-1944.

1.1.4.11.1 A. Vet, dochter van Johannes (Joh) Vet (sigarenfabrikant en kermisexploitant) (zie 1.1.4.11) en Wilhelmina (Miena) Vink. A. trouwde met [onbekend] Versluis.

1.1.4.11.3 Cornelis (Kees) Vet is geboren op 02-08-1927 in Gouda, zoon van Johannes (Joh) Vet (sigarenfabrikant en kermisexploitant) (zie 1.1.4.11) en Wilhelmina (Miena) Vink. Kees trouwde, 21 jaar oud, op 08-12-1948 in Gouda met Catharina Boudewijns, 17 jaar oud. Catharina is geboren op 15-12-1930 in Rotterdam.

1.1.5 Gerardus Vet is geboren omstreeks 1861 in Wormerveer, zoon van Hendrik Vet (zie 1.1) en Guurtje van der Laan. Gerardus is overleden op 27-05-1931 in Zaandam, ongeveer 70 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 28-05-1931. Gerardus trouwde, ongeveer 23 jaar oud, op 15-06-1884 in Zaandam met Neeltje Mandjes, ongeveer 21 jaar oud. Neeltje is geboren omstreeks 1863 in Zaandam, dochter van
Augustinus Mandjes en Elisabeth Schoen.

Kinderen van Gerardus en Neeltje:

1. Elisabeth Vet, geboren omstreeks 1887 in Wormerveer. Volgt 1.1.5.1.
2. Hendrikus Augustinus Vet, geboren omstreeks 1888 in Wormerveer. Volgt 1.1.5.2.
3. Augustinus Jacobus Vet, geboren omstreeks 1890 in Wormerveer. Volgt 1.1.5.3.
4. Cornelia Vet, geboren op 05-07-1897 in Het Bildt. Volgt 1.1.5.4.
5. Franciscus Vet, geboren op 23-07-1899 in Het Bildt. Volgt 1.1.5.5.

1.1.5.1 Elisabeth Vet is geboren omstreeks 1887 in Wormerveer, dochter van Gerardus Vet (zie 1.1.5) en Neeltje Mandjes. Elisabeth trouwde, ongeveer 18 jaar oud, op 01-02-1905 in Amsterdam met Johannes Franciscus Vrolijk, ongeveer 21 jaar oud. Johannes is geboren omstreeks 1884, zoon van Leonardus Vrolijk en Agnes van den Berg.

1.1.5.2 Hendrikus Augustinus Vet is geboren omstreeks 1888 in Wormerveer, zoon van Gerardus Vet (zie 1.1.5) en Neeltje Mandjes. Hendrikus trouwde, ongeveer 26 jaar oud, op 03-06-1914 in Amsterdam met Elisabeth Maria Johanna Weiss, ongeveer 19 jaar oud. Elisabeth is geboren omstreeks 1895 in Amsterdam, dochter van Christiaan Antonius Stephanus Weiss en Johanna Petronella Maria Snijders.

1.1.5.3 Augustinus Jacobus Vet is geboren omstreeks 1890 in Wormerveer, zoon van Gerardus Vet (zie 1.1.5) en Neeltje Mandjes. Augustinus trouwde, ongeveer 24 jaar oud, op 04-03-1914 in Amsterdam met Johanna Elisabeth van Koningsdaal, ongeveer 30 jaar oud. Johanna is geboren omstreeks 1884 in Jisp, dochter van Jan van Koningsdaal en Aagje Beets.

1.1.5.4 Cornelia Vet is geboren op 05-07-1897 in Het Bildt, dochter van Gerardus Vet (zie 1.1.5) en Neeltje Mandjes. Van de geboorte is aangifte gedaan op 06-07-1897. Cornelia trouwde, 26 jaar oud, op 08-08-1923 in Amsterdam met Jacob Oud, ongeveer 29 jaar oud. De scheiding werd geregistreerd op 08-07-1927. Jacob is geboren omstreeks 1894 in Amsterdam, zoon van Pieter Oud en Johanna Maria de Best.

1.1.5.5 Franciscus Vet is geboren op 23-07-1899 in Het Bildt, zoon van Gerardus Vet (zie 1.1.5) en Neeltje Mandjes. Van de geboorte is aangifte gedaan op 24-07-1899. Franciscus trouwde, 25 jaar oud, op 17-09-1924 in Amsterdam met Cornelia Maria Breumelhof, ongeveer 20 jaar oud. Cornelia is geboren omstreeks 1904 in ’s-Gravenhage, dochter van Johannes Hendricus Breumelhof en Sophia Schreij.

1.2 Pieter Vet is geboren omstreeks 1825 in Wormerveer, zoon van Jan Vet (zie 1) en Elisabeth Scheffer.
Pieter trouwde, ongeveer 23 jaar oud, op 17-12-1848 in Wormerveer met Maartje de Jong, ongeveer 24 jaar oud. Maartje is geboren omstreeks 1824 in Wormer, dochter van Jan de Jong en Haasje de Groot.

Gegenereerd met Aldfaer versie 4.2 op 17-10-2013 15:58

Bijlage 3 – Archief sigarenfabrikant Johannes (Joh.) Vet 1936 – 1945

Het archief materiaal van Joh. Vet bestaat voornamelijk uit een deel van de correspondentie met het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten van 1940 tot en met 1945, die Joh. Vet nog had bewaard.
Ook zijn administratie van de aankoop van tabak en geleverde sigaren van af 29 mei 1936 tot en met april 1943 is gedeeltelijk bewaard gebleven in een tweetal schoolschriftjes.

Inkoop tabak
In het schoolschriftje “Tabak” heeft Joh. Vet nauwkeurig bijgehouden bij wie hij zijn tabak inkocht. Hij deed dat op volgnummer. Jammer is dat de volgnummers 106 tot en met 314 ontbreken. In 1936 kocht hij zijn tabak in bij A. den Held in Gouda en J. Luf in Rotterdam. Daarna kocht hij vrijwel uitsluitend tabak in bij A. den Held. Regelmatig werd zijn administratie gecontroleerd door ambtenaren van de belastingdiest
(tabaksaccijns). Dat gebeurde op:
9 november 1936
17 maart 1937
——–
23 juli 1941
18 maart 1942

Achter in dat schrift zat nog een los velletje waarop werd genoteerd:
Uitslag tabak
No. Verkoper   Data        Kooper               Soort       Gewicht
1    J. Vet    05-08-1941 Van Vreumingen  Domingo  25 kg
2    J. Vet    02-01-1942 Van Vreumingen Java          14 kg
Inslag gekorven tabak
2 Fa. D.G. van Vreumingen 06-08-1941 J. Vet Domingo 25 kg accq No. 109
3 Fa. D.G. van Vreumingen 01-10-1941 J. Vet tabak 42 kg accq No. 154
Gezien te Gouda, 18 maart 1942, ambtenaar M. Arends
4 Fa. D.G. van Vreumingen 04-01-1942 J.Vet Java 14 kg

Daarnaast hield Joh. Vet in een schoolschrift bij wat hij produceerde aan sigaren en bereide tabak vanaf 29 mei 1936. Ook dat werd gecontroleerd door een ambtenaar van de belastingdienst (tabaksaccijns) op:
9 november 1936
17 maart 1937
29 mei 1940
23 juli 1941
18 maart 1942

Persoonlijke correspondentie RBTT en anderen met Joh. Vet

Joh. Vet had het RBTT-nummer 1804.

19 november 1940
Gemeentebestuur Gouda, Afdeling Algemeene en Sociale Zaken aan J. Vet, Groeneweg 10 te Gouda.
Besluit van B&W Gouda om J. Vet onder bepaalde voorwaarden vergunning te verlenen voor het ophokken van konijnen achter het perseel Groeneweg 13 (achter zijn sigarenmakerswerkplaats).

27 maart 1941
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: Betaling consentgeld en premie wachtgeldfonds
Onderbouwde berekening waaruit blijkt dat Joh. Vet op zijn afleveringsstaat van 5 februari 1941 aan consentgeld en premie Wachtgeldfonds ƒ 0,67 te weinig had overgemaakt naar de postrekening van het RBTT. Hem wordt verzocht om per ommegaande dat bedrag alsnog over te maken onder vermelding van “Verschil consentgeld en premie Wachtgeldfonds ad ƒ 0,67.

19 maart 1941
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: Restitutie
Onderbouwde berekening waaruit blijkt dat Joh. Vet in zijn afleveringstaat van 3 maart 1941 aan consentgeld en premie Wachtgeldfonds ƒ 0,17 te veel had berekend met het verzoek om dat bedrag op zijn eerstvolgende afrekening in mindering te brengen.

31 maart 1941
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: Inzending afleveringsstaten
Mededeling dat Joh. Vet over de periode van 1 december tot en met 31 december 1940 geen afleveringsstaat heeft ingezonden met afgeleverde sigaren. Verzocht wordt om dat alsnog te doen alsmede het op grond daarvan berekende bedrag aan consentgeld en premie Wachtgeldfonds gelijktijdig over te maken.
Tevens wordt medegedeeld dat wanneer over die periode geen tabaksproducten zijn afgeleverd er toch een afleveringsstaat ingediend moet worden, waarop dan alleen vermeld dient te worden “Niets geleverd”.

21 mei 1941
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: V4-staten over de maand April 1941.
Onderbouwde berekening waarin Joh. Vet wordt medegedeeld dat hij aan Dekblad 10 kg te weinig had ingevuld en aan Binnengoed 20 kg te veel. Hem wordt verzocht om dit verschil omgaand toe te lichten met daarbij de opmerking: “Ik maak U erop attent, dat U zich bij het doen van een onjuiste opgave blootstelt aan een strafvervolging ingevolge art. 18 der Distributiewet 1939”.

18 juli 1941
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: betaling consentgeld.
Mededeling dat in hun schrijven van 27 maart 1941 is verzocht om de te weinig betaalde consentgeld à ƒ 0,67 naar de postrekening van het RBTT over te maken, maar dat Joh. Vet aan dat verzoek tot dusver niet had voldaan. Hem wordt ernstig in overweging gegeven om thans omgaand voor verrekening van dat bedrag zorg te dragen, daar het RBTT anders genoodzaakt zal zijn om maatregelen te nemen.

25 augustus 1941
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: Storting bijdrage Wachtgeldfonds voor arbeiders in de sigarenindustrie.
Mededeling dat Joh. Vet naar aanleiding van hun bericht No. 105 over de periode 15 september – 20 november 1940 een bedrag ad. ƒ nihil ten behoeve van het Wachtgeldfonds voor arbeiders in de sigarenindustrie is gestart. Onder zijn aandacht wordt gebracht dat de door Joh. Vet verschuldigde storting over genoemde periode ƒ 4,08 had moeten bedragen. Hem wordt verzocht om dat bedrag omgaan op de girorekening van het RBTT over te maken onder vermelding van “Te weinig gestort Wachtgeldfonds periode 15 september – 30 november 1940”.

13 december 1941
Wachtgeldfonds voor de Nederlandsche Sigarenindustrie aan de heer J. Vet, Groeneweg 10 te Gouda.
Mededeling dat – op basis van een onderbouwde berekening van de hem toegewezen hoeveelheid tabak – hij een tekort van 6 kg aan geleverde tabak had over de maand november 1941 en dat op grond daarvan een gedeeltelijke werkloosheid is ontstaan (6kg : 30 x 48 uur = 10 uur) en hij daarom recht heeft op een uitkering van ƒ 16,– over die maand welk het RBTT middels een postcheque zal doen toekomen.

21 april 1942
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Mededeling dat Joh. Vet over de maand maart 1942 heeft verzuimd om de bij hem aanwezige voorraad sigaren en cigarillo’s per ultimo maart 1942 op te geven. Hem wordt verzocht om die opgave alsnog per omgaande te vertrekken. Mocht er geen voorraad aanwezig te zijn, dan dient Joh. Vet dat toch per omgaande op te geven met de opmerking dat de voorraad NIHIL bedraagt.

17 juni 1942
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: Inzending afleveringsstaat (formulier C1)
Mededeling dat met het bericht A. 2935c van 24 april 1942 werd verzocht de oud-model afleveringsstaten (gele kleur) niet meer voor de verantwoording van de afgeleverde sigaren te gebruiken. Joh. Vet had echter zijn verantwoording over de maand mei 1942 wel gebruik gemaakt van het oud-model formulier. Hem wordt verzocht om per omgaand een nieuw model afleveringsstaat (witte kleur) volledig ingevuld over de maand m1i 1942 op te sturen. Als bijlage werden enige blanco exemplaren van formulier C1 aan Joh. Vet toegezonden.

16 juli 1942
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Mededeling dat de door Joh. Vet aangegeven verwerkte tabak over de maand juni 1942 (formulier V 4/Y) van 49 kg vrij hoog is, gezien het aantal daarvan vervaardigde sigaren van 500 stuks. Joh. Vet wordt verzocht zijn opgave over die maand te herzien en eventueel verbeterde gegevens, gesplitst in Dekblad, Omblad en Binnengoed per omgaande op te sturen.

26 augustus 1942
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: Boeteverklaring.
Mededeling dat Joh. Vet de door hem ondertekende boeteverklaring in duplo had opgestuurd. Onder verwijzing naar bericht no. 238, d.d. 16 december 1941 wordt Joh. Vet medegedeeld dat de genoemde verklaring slechts in enkelvoud moest worden toegezonden. Derhalve werd het duplicaat (2e exemplaar) ingesloten naar Joh. Vet teruggestuurd.

27 augustus 1942
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Onderwerp: Betaling consentgeld en bijdrage Wachtgeldfonds.
Mededeling dat Joh. Vet over de maand juni 1942 heeft becijferd dat hij aan consentgeld en bijdrage Wachtgeldfonds een bedrag van ƒ 0,68 verschuldigd zou zijn en dat hij dit bedrag ook had overgemaakt naar het RBTT.
Het RBTT deelt Joh. Vet mee dat dit bedrag niet juist is en dat hij in werkelijkheid over die maand geen consentgeld en bijdrage Wachtgeldfonds verschuldigd is. Derhalve heeft Joh. Vet dus ƒ 0,68 te veel betaald.
Vermeld wordt verder dat Joh. Vet in zijn brief d.d. 12 augustus 1942 heeft aangegeven dat hij in die maand (juni 1942) geen sigaren heeft afgeleverd en dat daarom over die maand vanzelfsprekend geen consentgeld en bijdrage Wachtgeldfonds verschuldigd is.

26 oktober 1942
Vakgroep Sigaren Industrie aan de Fa. J. Vet, Groeneweg 10 te Gouda
Mededeling dat men van Joh. Vet de giro-overschrijving over de afgelopen maand (september 1942) nog niet ontvangen heeft met het verzoek om dat zo spoedig mogelijk wel te doen.

4 november 1942
Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten aan J. Vet, Groenweg 10 te Gouda.
Het RBTT maakt Joh. Vet er op attent dat de door hem over de periode van mei tot en met september 1942 opgegeven voorraadcijfers niet juist kunnen zijn. Op basis van een onderbouwde berekening wordt hem medegedeeld dat hij zowel aan Dekblad en Binnengoed 1 kg te weinig heeft aangegeven. Joh, Vet wordt verzocht om dit verschil voor 9 november 1942 nader toe te lichten. Tevens wordt hem gevraagd om het juiste, door Joh. Vet in de maand september 1942 vervaardigde aantal sigaren, gesplitst in Accijns- en Prijsklassen, op te geven.
Opmerking:
Van na 4 november 1942 bevat het archief van Joh. Vet geen brieven meer van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten waarin Joh. Vet wordt gewezen op foutief ingevulde afleveringsstaten of te veel, dan wel te weinig betaalde consentgelden en premies Wachtgeldfonds.
Wel bevinden zich in het archief afleveringsstaten tot en met de maand oktober 1943.

17 februari 1946
Joh. Vet & Zonen, Attractie Bedrijf, Groeneweg 10 te Gouda aan de Inspecteur der belastingen te Gouda.
Joh. Vet (geboren op 24 oktober 1903 (!) en wonende te Gouda, Groenweg 10) maakt in deze brief bezwaar tegen de ontvangen aanslag Inkomsten Belasting 1945, waarbij zijn inkomen is vastgesteld op ƒ 20.995,-.
Tevens geeft hij aan dat hij eveneens bezwaarschriften heeft ingediend tegen de aanslagen
Inkomstenbelasting 1944, Ondernemers Belasting 1945 en 1946.
Alhoewel Joh. Vet in die brief aangeeft dat hij zich realiseert de wettelijke termijnen van bezwaar maken heeft overschreden en beseft dat zijn bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard, verzoekt hij toch om de aanslagen te willen verminderen. Joh. Vet stelt in de brief dat hij daar redelijkerwijs aanspraak op heeft omdat hij niet willens en wetens de termijnen waarop bezwaarschriften konden worden ingediend, heeft laten verstrijken. Joh. Vet weit dat aan zijn beroep als kermisexploitant waardoor hij een ongeregeld bestaan heeft en daardoor niet in staat is geweest na te gaan of zijn boekhouder tijdig de bezwaarschriften namens hem heeft opgestuurd. Achteraf is het Joh. Vet gebleken dat zijn boekhouder – die het overstelpend druk had en nog heeft – om tijdig die bezwaarschriften in te dienen, achterwege heeft gelaten.
Vervolgens volgt een berekening waaruit moet blijken dat hij in de jaren 1944 en 1945 voor een te hoog bedrag is aangeslagen. Opmerking: de brief bestond oorspronkelijk uit meerdere pagina’s. Alleen de eerste twee pagina’s zijn bewaard gebleven.

Sigarenfabrikanten verklaring (formulier F1)
Ten behoeve van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten.
Hierin verklaart Joh. Vet, houder van een tabaksvergunning onder nummer 935, afgegeven op 17 september 1928, banderollennummer 5413 dat:
1. zijn productie in 1939 bedroeg: 8.930 geheel handmatig vervaardigde sigaren en 5.165 geheel mechanisch vervaardigde sigaren (waarschijnlijk sigaren die hij had ingekocht voor de verkoop in zijn winkel).
2. zijn verbruik aan onbewerkte tabak in 1939 voor de sigarenfabricage was Binnengoed: 60 kg, omblad 20 kg en Dekblad 11 kg, te samen 91 kg.
3. zijn voorraden onbewerkte tabak, onder eigen beheer en bij derden opgeslagen ten behoeve van de sigarenfabricage bedroeg op 28 mei 1940: te samen 10 kg.
4. de onder 3 genoemde voorraden, gesplitst in binnengoed, omblad en dekblad: niet ingevuld.
5. in zijn bedrijf werkzaam aan of ten dienste van de sigarenfabricage, gesplitst naar verschillende functies: niet ingevuld.

Voorraadstaat en verwerkingsopgaaf van sigarenfabrikanten (Kleinindustrie)
periode Saldo in bewerking genomen en voorraad kg Totaal vervaar-digde sigaren
dekblad omblad binnengoed totaal
28-05-1940 t/m 30-06-1940 3½ 5 21 29½ 1973
01-07-1940 t/m 31-07-1940 5165
01-08-1940 t/m 31-08-1940 6 9 18 33 4250
01-09-1940 t/m 30-09-1940 2 4 9 15 2000
01-10-1940 t/m 31-10-1940 3 4 10 17 2175
01-11-1940 t/m 30-11-1940 2½ 5 20½ 28 2325
01-12-1940 t/m 31-12-1940 1 13 45 59 2000
01-01-1941 t/m 31-01-1941 6 18 20 44 800
01-02-1941 t/m 28-02-1941 5 16 39 60 1000
01-03-1941 t/m 31-03-1941 4 14 23 41 1000
01-04-1941 t/m 30-04-1941 13½ 13 100 126½ 500
01-05-1941 t/m 31-05-1941 15 11 145 171 1000
01-06-1941 t/m 30-06-1941 14 9 139 162 1000
01-07-1941 t/m 31-07-1941 13 7 132 152 1300
01-08-1941 t/m 31-08-1941 12 5 126 143 1000
01-09-1941 t/m 30-09-1941 21 32 148 201 4000

01-11-1941 t/m 30-11-1941 18 10 85 113 6000
01-12-1941 t/m 31-12-1941 15 – 52 67 6000
01-01-1942 t/m 31-01-1942 9 – 41 50 6000
01-02-1942 t/m 28-02-1942 3 – 11 14 6000
01-03-1942 t/m 31-03-1942 3 – 11 14 2000
01-04-1942 t/m 30-04-1942 – – – – –
01-05-1942 t/m 31-05-1942 4 – 49 53 –
01-06-1942 t/m 30-06-1942 2 – 43½ 45½ 500
01-07-1942 t/m 31-07-1942 4½ – 70½ 75 –
01-08-1942 t/m 31-08-1942 4½ – 70½ 75 –
01-09-1942 t/m 30-09-1942 5½ – 88 93½ 1100
01-10-1942 t/m 31-10-1942 3½ – 73 76½ 2400

01-03-1943 t/m 31-03-1943 –
01-09-1943 t/m 30-09-1943 –
Opmerking: waarschijnlijk is het bedrijf van Joh. Vet na oktober 1942 stilgelegd omdat hij geen tabak meer kreeg geleverd of om andere redenen. Wel heeft Joh. Vet op verzoek van het RBTT nog een voorraadopgave per 1 mei 1943 opgegeven, Zijn voorraad sigaren bestond toen uit 6100 sigaren.

Gekochte tabak
datum Soort leverancier Prijs in guldens
11-04-1941 Restant Vorstenlanden A. den Held – Gouda 36,00
31-05-1941 diversen A. den Held – Gouda 42,14
28-05-1942 diversen C. Brügeman & Zn. 68,78
30-06-1942 (gel.bilj. 3656) diversen C. Brügeman & Zn. 37,92 (onder rembours)
16-09-1942 (gel.bilj. 3895) diversen C. Brügeman & Zn. 37,81 (onder rembours)
Opmerking: alleen op basis van de in het archief aangetroffen rekeningen.

Geleibiljet voor ruwe tabak, als bedoeld in artikel 50 der Tabakswet (Staatsblad 1921, No. 712)
datum No. soort leverancier
5 augustus 1941 – 1 baaltje Domingo (20 kg) D.G. van Vreumingen – Gouda
5 augustus 1941 2043 1 baal Domingo 130 (31 kg) A. den Held – Gouda
21 augustus 1941 1492 1 colli TV 32 (bto 33½ kg)
tabak Loudo (nto 32 kg) NV Purperhoed – Amsterdam
22 augustus 1941 349 1 baal Braziel B (33 kg) P.C. Gerritsen – Amsterdam
27 augustus 1941 196 1 colli Tabak (24 kg) M. Appelboom – Amsterdam
5 september 1941 6063 1 colli Java (15 kg) NV Leydsche Oranje Nassau Veem – Amsterdam
24 september 1941 2052 1 baal Braziel B (30 kg) A. den Held – Gouda
24 oktober 1941 (per schip) 76 Tabakskort (26 kg) Romijn en Kotten – Haarlem
6 januari 1942 (per schip) – 1 pak ruwe tabak (36 kg) N.W. Voetok – Amsterdam
12 januari 1942 6762 1 pakje tabak (36 kg) Getadam N.V. – Amsterdam
28 mei 1942 3322 1 doos tabak (56 kg) C. Brügeman & Zonen – R’dam
9 juni 1942 3656 1 baal (tabak) (29½ kg) C. Brügeman & Zonen – R’dam
22 september 1942 3895 1 baal tabak (28 kg) C. Brügeman & Zonen – R’dam
12 nov. 1942 (per schip) 4137 1 baal tabak (39 kg) C. Brügeman & Zonen – R’dam

Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten – Berichten, e.d. (algemeen)
No. datum inhoud
61 03-09-1940 Waarschuwing aan sigarenfabrikanten i.v.m. het overschrijden van het toegestane productiekwantum, vastgesteld over het jaar 1939. Bij voortdurende overschrijding kan dat als gevolg hebben dat fabrikanten hun bedrijf zal moeten staken. In dat geval zal niet worden toegestaan dat arbeiders worden ontslagen.
– – Uittreksel uit brief van het RBTT van 29 januari 1941 aan den Inspecteur van den Tuinbouw,
betreffende de verhandeling van hier te lande geteelde tabak (zg. inlandsche tabak). Mededeling dat de inlandsche tabak geheel valt onder de geldende voorschriften, vervat in de Tabak- en Tabakproductenbeschikking 1940, No. 1.
– 12-06-1941 Toelichting op Bericht No. 152 van 21 maart 1941, waarin wordt aangegeven dat slechts 0,56 kg dekblad, 1,24 kg omblad, 3,94 kg binnengoed (totaal 5,74 kg) ruwe tabak per 1000 sigaren verwerkt mag worden. Deze norm is van belang om het aan sigarenfabrikanten toe te wijzen kwantum tabak te kunnen berekenen.
199 24-0-1941 Betreft: Toegestane gewichtshoeveelheid omblad en geldigheidsduur der distributiebonnen voor omblad voor de 3e periode. Medegedeeld wordt dat is geconstateerd dat in het in Bericht No.
190 (29 augustus 1941) vermelde toegestane verbruik van natuuromblad à 0,52 kg per 1000 sigaren te hoog is vastgesteld en is nader vastge-steld op 0,31 kg per 1000 sigaren.
207 18-10-1941 Betreft: Levering aan in groepsverband optredende Duitsche militairen en/of
Duitsche ambtelijke instanties. Met verwijzing naar bericht No. 162, d.d. 25 april 1941, waarin werd medegedeeld dat het verboden is om aan verzoeken om aflevering van tabaks-producten van in groepsverband opererende Duitsche militairen en/of Duitsche ambte-lijke instanties gevolg te geven, wordt medegedeeld dat sigarenfabrikanten die dat toch doen van verdere aflevering van tabaksproducten zullen worden uitgeschakeld, zodat zij hun bedrijf zullen moeten sluiten.
217 30-10-1941 Mededeling (bedoeld als waarschuwing) dat Isaac van der Kar, handelaar in tabaksproducten, wonende in Amsterdam, Biesboschstraat 50hs en Simon Kool, handelaar in tabaksproducten, wonende te Amsterdam, Jekerstraat 4, bij de tuchtbe-schikking in hoger beroep van den Gemachtigde voor de Prijzen, d.d. 6 september 1941 zijn veroordeeld, ieder tot een geldboete van ƒ10.000,–, terwijl tevens aan beiden de uitoefening van de handel in tabaksproducten m.i.v. 10 september 1941 is verboden. Dit omdat zij een zeer groot aantal sigaren hebben voorzien van een bande-rolle, die de
sigaren een hogere waarde toekende dan zij in werkelijk hadden.
Dit bericht werd onder ieders aandacht gebracht omdat het verboden is dat tot 10 sept.1942 aan één van deze handelaren tabaksproducten worden geleverd.
224 21-11-1941 Betreft: Voorraad kunstomblad per 30 november 1941. Sigarenfabrikanten worden
opgedragen om per 30 november 1941 nauwkeurig vast te stellen hoe groot in aantal-len velletjes hun voorraad kunstomblad is en dit op de daarvoor bestemde formulieren te vermelden. Verder dat men zich dient te houden aan de voorwaarden, die aan de verleende vergunning tot verwerking van kunstomblad is verbonden.
225 21-11-1941 Betreft: Verwerking van schadetabak. Mededeling dat – op grond van de steeds moeilijker wordende tabakspositie in Nederland – men is genoodzaakt is te bepalen dat m.i.v. 25 november 1941 geen enkele tabaksoort of tabakshoeveelheid boven het toegestane quotum zal mogen worden verwerkt. Verwerking van schadetabakken – die voorheen niet onder de voor tabak geldende bepalingen viel – vallen van genoemde datum wel onder die bepalingen. Verzocht wordt om uiterlijk voor 30 november 1941 een gespecificeerde opgave van de voorraad schadetabak naar het RBTT op te sturen. Onjuiste of verzuimde opgaven zijn onderhevig aan de strafbepalingen van het Economisch Sanctiebesluit 1941.
242 05-01-1942 Betreft: Tabaksstelen. Met verwijzing naar Bericht No. 43 wordt medegedeeld dat de door sigarenfabrikanten aan de Nederlandsche Tabaksstelen Centrale te leveren tabaksstelen in droge en gezonde toestand moeten worden afgeleverd. Deze Centrale treed op als schakel tussen de tot levering verplichte Nederlandse sigarenfabrikanten en de Duitsche ontvangers. Geconstateerd wordt dat tabaksstelen soms niet droog en in ongezonde toestand worden afgeleverd, waardoor daarna door de
ontvangers de Centrale aanspreken voor betaling van schadevergoeding. Derhalve zal in het vervolg nauwlettend toezien dat tabaksstelen droog en gezond worden afgeleverd.
244 26-01-1942 Betreft: Aanvulling en wijziging van opgave van gesloten zaken, alsmede een lijst van gesloten winkels. Hierin zijn géén Goudse bedrijven vermeld
30-01-1942 Betreft: Verlenging geldigheidsduur distributiebonnen dekblad en binnengoed.
In aansluiting op de brief No. A/164 van het RBTT, d.d. 8 januari 1942 wordt medegedeeld dat de distributiebonnen voor dekblad en binnengoed voor de 3e periode nogmaals worden verlengd tot 28 februari 1942. Dit om fabrikanten, die er nog niet in zijn geslaagd om tabak in te kopen voor de aan hen verstrekte bonnen, in de gelegenheid te stellen dit alsnog te doen. De geldigheidsduur van ombladbonnen voor de 3e periode blijft t/m 15 december 1942, zoals reeds eerder werd medegedeeld.
10-02-1942 Betreft: Verwerking van dekblad en natuuromblad.
Medegedeeld wordt dat de uit de Balkanlanden, Frankrijk, Italië en Algiers ingevoerde tabak, die in de eerste plaats geschikt is voor de verwerking door de kerf- of de sigarettenindustrie, ook ter beschikking zal worden gesteld voor de sigarenindustrie voor de verwerking als binnengoed. In een aanvullend schrijven aan de kleinsigarenindustrie wordt medegedeeld dat het verwerkingscijfer van dekblad m.i.v. 1 februari 1942 verlaagd wordt en wel van 50% op 37½%.
255 19-03-1942 Betreft: Aanvulling en wijziging van opgave van gesloten zaken, alsmede een lijst van gesloten winkels. Hierin zijn géén Goudse bedrijven vermeld
10-04-1942 (Vakgroep Sigarenindustrie – Centraal Bureau voor de Sigarenindustrie) Betreft:
Enquête stillegging bedrijven. Medegedeeld wordt dat alle bedrijven, die om welke reden dan ook zijn stilgelegd, zich maandelijks dienen te melden bij de Bedrijfsgroep Tabakverwerkende Industrieën. Men ontvangt dan enige formulieren die moeten worden ingevuld en daarna ingezonden. Verder volgen in deze brief uitzonderingen op deze regel.
10-04-1942 (Vakgroep Sigarenindustrie – Centraal Bureau voor de Sigarenindustrie) Betreft:
Distributie van tabaksproducten op bonnen. Het betreft het reguleren van de aan burgers verstrekte (tabaks)bonnen en de manier waarop winkeliers daarmee dienen om te gaan
17-04-1942 (Vakgroep Sigarenindustrie – Centraal Bureau voor de Sigarenindustrie) Betreft:
Distributie van tabaksproducten. Het betreft: I) Het geven van “rookertjes” door fabrikanten aan het personeel en de manier waarop zij daarmee moeten omgaan; II) Levering door fabrikanten aan particulieren, waarbij deze fabrikanten zullen worden aangemerkt als “winkelier” met alle gevolgen van dien; III)
Onderscheiding sigaren en cigarillo’s, waarbij het gaat om de rantsoenering daarvan IV) Uitvoering
toewijzingen, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen vaste klanten en nieuwe afnemers; V)
Clearing, waarin wordt vermeld dat het clearing-bureau elders wordt ondergebracht; VI) T-bonnenjacht, waarin maatregelen worden aangekondigd om bona fide winkeliers niet te dupe te laten worden van winkeliers die veel meer T-bonnen innemen dan hun basis bedraagt.
287 03-07-1942 Betreft: Aflevering en banderolleren van niet gebanderolleerde sigaren. Bepalingen
op welke manier en tegen welke prijs gebanderolleerde en niet-gebanderolleerde sigaren mogen worden verkocht.
288 12-07-1942 Betreft: Tabaksstelen. Geconstateerd is dat het percentage tabaksstelen,
vrijgekomen uit de verwerking van de toegestane hoeveelheden ruwe tabak, in 1942 een daling vertoont ten opzichte van 1941, hoewel het percentage eerder een stijging zou moeten vertoonen, omdat de ter beschikking gestelde tabakken als Hongaarsch, Italiaansche Kentucky, Fransch-Inlandsch en Joegoslavisch veel zwaardere stelen opleveren dan de voordien verwerkte tabakkken. Vermoed wordt dat fabrikanten
stelen ook verwerken tot binnengoed. Vermeld wordt dat het niet is toegestaan om tabaksstelen op eenigerlei wijze te bewerken of te snijden om deze dan als binnengoed te gebruiken. Bij niet naleven van deze bepaling maakt men zich schuldig aan overtreding van de Tabak- en Tabaksproductenbeschikking 1940, No. 1 en stelt men zich dientengevolge bloot aan strafbepalingen van het Economisch Sanctiebesluit 1941.
16-07-1942 (Vakgroep Sigarenindustrie – Centraal Bureau voor de Sigarenindustrie) Betreft:
Situatie m.b.t. de Clearing-afdeeling. Mededeling dat niet alleen alle opgegeven tekorten of reeds afgewikkeld zijn of thans afgewikkeld worden en dat men bovendien nog een aantal toewijzingen voor plaatsing beschikbaar hebben. Omdat de mogelijkheid bestaat dat niet alle fabrikanten met nog voor verkoop beschikbare voorraden – welke zij niet zelf kunnen plaatsen – hunne tekorten aan toewijzingen per Bformulier hebben kunnen opgeven, kunnen zij dat per omgaande uiterlijk voor maandag 20 juli 1942 alsnog doen.
306 20-10-1942 Betreft: Wijziging van de quotering der sigarenindustrie. Mededeling dat m.i.v. 1 november
1942 de quotering der sigarenindustrie zal worden gewijzigd. In totaal zal over de gehele industrie per maand 200 ton tabak mogen worden verwerkt, het geen betekent dat het verwerkingspercentage tot 19% van de hoeveelheid dekblad, zoals vastgesteld op basis van 1939, zal worden teruggebracht. Vanaf 1 november 1942 is het verboden om ruwe tabak voor omblad te gebruiken. Afzonderlijke quota voor dekblad en binnengoed bestaan dus vanaf 1 november 1942 niet meer. Verder wordt geen onderscheid meer gemaakt in groot- en midden mechanische, groot- en midden handmatige en kleinbedrijven, zodat alle
verwerkingspercentages en productiepercentages voor de gehele industrie zullen gelden.
26-03-1943 Betreft: Concentratie der tabaksverwerkende industrieën. In verband met de nog beschikbare voorraden tabak (200, 254 en 395 ton ruwe tabak voor respectievelijk de sigaren-, de sigaretten- en de kerftabakindustrie), zal vanaf 1 april 1943 niet meer dan respectievelijk 90, 84 en 136 ton grondstof beschikbaar zijn, waardoor de sigarenindustrie op 9%, de sigarettenindustrie op 17% en de kernindustrie op 12% van de productie in de basisperiode zal kunnen werken. In verband daarmee is besloten tot een ver doorgevoerde concentratie, waardoor vanaf 1 april 1943 voorlopig niet meer dan 41
sigarenfabrieken, 5 sigarettenfabrieken en 12 kerftabakfabrieken hun bedrijf zullen mogen voortzette, terwijl alle overige fabrieken per 1 april 1943 zullen worden stilgelegd.