Sigarenfabriek “Constant” 1934 –1960

Print Friendly, PDF & Email

door Bert Bohnen, 2012

C.J. Helmond (Kees) verhuisde tussen 1910 en 1915 – vermoedelijk in 1913 1)  – met zijn vrouw en drie kinderen van Culemborg naar Gouda. In Culemborg had hij bij de “Trio” (de Vereenging van Nederlandsche Sigarenfabrikanten “Trio”, opgericht door Dresselhuijs en Nieuwenhuijsen) gewerkt, maar is daar weggegaan omdat de werksfeer nogal wat te wensen overliet. De malaise als gevolg van de Eerste Wereldoorlog en de stagnatie in de sigarenindustrie zal bij dat besluit een rol hebben gespeeld. In Culemborg woonde C.J. Helmond met vrouw en kinderen in de Triowijk, een arbeidswijk bij de sigarenfabriek “Trio” 2).

Vermoedelijk verhuisde Kees Helmond niet op de bonne fooi naar Gouda. Uit verhalen over het karakter van “opa” Helmond valt op te maken dat hij niet over een nacht ijs zal zijn gegaan, maar dat het een weloverwogen besluit moet zijn geweest en dat serieus moet hebben voorbereid 3). Waarschijnlijk zal hij een aantal maanden, misschien wel langer, op en neer zijn gereisd tussen Culemborg en Gouda, waar hij werk had gevonden bij J.A. Donker’s Sigarenfabriek aan de Vossenburgkade.Cornelis Johannes Helmond, geboren in 1883 in Culemborg en Cornelia Maria Swaerdens, geboren in 1884 in Culemborg. Foto’s Kees Helmond 

Dat sigarenmakers uit Culemborg dagelijks naar Gouda op en neer reisden om bij Donker te gaan werken was niet zo bijzonder. Sigarenmakers werkten op stukloon en kregen dus betaald per hoeveelheid goedgekeurde sigaren. Op maandagmorgen haalden zij een afgepaste hoeveelheid tabak op en moesten daarvan in die week zoveel mogelijk sigaren maken. Konden zij ergens anders meer verdienen dan gingen zij op maandagmorgen gewoon in de rij staan bij de uitreiking van tabak in een andere fabriek. Deze zogenaamde “reizigers” waren een bekend verschijnsel in de sigarennijverheid.

Kees Helmond zal het terrein in Gouda goed verkend hebben. J.A. Donker’s Sigarenfabrieken stond bekend als een gerenommeerd bedrijf. J.A. Donker was een overtuigd katholieke werkgever, die serieus aandacht had voor het sociale vraagstuk in de sigarennijverheid. Hij was actief in de werkgeversorganisatie in de sigarennijverheid en nam ook deel aan de commissie van deze werkgeversorganisatie die zich bekommerde om de eerst CAO voor de sigarenindustrie. Later was J.A. Donker plaatselijk politiek actief en werd zelf in Gouda wethouder voor de R.K. Staatspartij.

Kees Helmond – eveneens streng katholiek van huis uit – zal dan ook vertrouwen hebben gehad in J.A. Donker als zijn nieuwe werkgever. Nadat Kees Helmond in 1913 het besluit had genomen om naar Gouda te verhuizen, vestigde hij zich met zijn gezin op de Ridder van Catsweg, in een van de huisjes waar nu de flats staan tussen het Albert Plesmanplein en de kruising met de Bleulandweg. In 1922 verhuisde Kees met zijn gezin (zijn vrouw, vier zonen en een dochter) naar de Coornhertstraat 14. Dit was een nieuwe woning in de Josefbuurt, één van de eerste woningcomplexen van de Woningbouwvereniging St. Jozef.

Sigarenmakers hadden een karig inkomen. Ook bij Kees zal dat het geval zijn geweest. Het gezin Helmond zal met veel kunst en vliegwerk de touwtjes aan elkaar geknoopt hebben. Tot aan het begin van de dertiger jaren was het sappelen in het gezin Helmond met opgroeiende kinderen. Bij het uitbreken van de crisis in de dertiger jaren van de vorige eeuw werd het dweilen met de kraan open. Ook de J.A. Donker’s Sigarenfabrieken werd getroffen door de wereldwijde crisis en raakte langzaam maar zeker in de problemen. De markt voor de betere ”Napoleon” sigaren en daarmee de werkgelegenheid bij Donker zakte als een kaartenhuis in elkaar. Van de ruim 250 sigarenmakers omstreeks 1915 waren er in de dertiger jaren nog maar een twintigtal over. Veel sigarenmakers raakten werkloos.

Links de Peperstraat 22b en rechts Antoon Helmond, zoon van Cornelis Johannes
Helmond, voor het pand  Peperstraat 22b.    Foto’s Kees Helmond 

Ook Kees Helmond was gedwongen om op een andere manier het geld voor zijn gezin te verdienen. Hij vestigde zich in 1934 als zelfstandig sigarenmaker in de Peperstraat op nummer 22b. waar hij een gedeelte van het daar nog bestaande pand als sigarenmakerij inrichtte. Vanaf dat moment werd nagenoeg het gehele gezin 4) betrokken bij de productie van sigaren. Direct al bij de oprichting van de sigarenmakerij kwam zijn op zoon Antoon bij zijn vader in dienst. Antoon Helmond volgde een opleiding tot plateelschilder en was daarna werkzaam bij de Plazuid. Nadat hij in 1932 bij de Plazuid werd ontslagen en als 17-jarige op straat kwam te staan, heeft hij het sigarenmakersvak geleerd bij een sigarenfabriek in de Keizerstraat. Volgens Otto – de jongste broer van Antoon – was daar een zekere Gudden chef of baas. Waarschijnlijk was dat de N.V. Sigarenfabriek “Sumatra” in de Keizerstraat op nummer 7-9, waar een zekere Antoine Jean Marie Gudden (geboren op 27 maart 1912 te Venlo) werkzaam was 5). In het dossier van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Gouda wordt op 8 april 1936 vermeld dat A.J.M. Gudden, woonachtig in de Keizerstraat 7, is aangesteld als procuratiehouder van het bedrijf.

Vlnr.: Johannes Laurentius (Jo) Helmond (geboren in 1907 in Culemborg), Antonius
Marinus (Antoon) Helmond (geboren in 1915 in Gouda) en Otto Franciscus (Otto)
Helmond (geboren in 1923 in Gouda), zonen van Cornelis Johannes Helmond en
Cornelia Maria Swaerdens, die in de sigarenfabriek werkten. Foto’s Kees Helmond

Vanaf het begin was het ploeteren. Aanvankelijk werd vooral geïnvesteerd in het bedrijf. Zowel de vader als de beide zonen hebben zich heel wat moeten ontzeggen om de sigarenmakerij op de rails te houden. Later moesten drie gezinnen van het bedrijfje leven. In 1939 trouwde Jo en twee jaar later, in 1941, trouwde ook Antoon. De vrouw van Antoon vertelde dat zij na het huwelijk van een inkomen van ƒ 18,- per week moest zien rond te komen.

De tabak voor het produceren van sigaren werd inkocht bij de firma van Vreumingen. Ook werd tabak ingekocht bij de firma Hofland in Rotterdam. Om de tabak goed te kunnen verwerken moest de droge tabak besproeid worden. Kees, de oudste zoon van Jo Helmond, mocht dat wel eens doen. Hij nam dan een slok water en moest een fijne nevel over de tabak sproeien. Volgens hem was dat een hele kunst. Was het vochtigheidsgehalte goed dan werden er bosjes 6) van gemaakt. De bosjes gingen in vormen. Was een aantal van die vormen gevuld met bosjes dan gingen die vormen onder een pers. Een paar uur later werd de pers losgedraaid en de bosjes in de vormen een kwartslag gedraaid en daarna weer onder de pers geklemd. Dit om te voorkomen dat er een naad in de bosjes ontstond. Wanneer de bosjes daarna uit de vormen werden gehaald dan was het de beurt aan de sigarenmaker om die bosjes te voorzien van een dekblad, een tabaksblad van betere kwaliteit, waarin geen gaatjes mochten zitten. De kunst was om met een rolmesje zoveel mogelijk dekblad uit het dure tabaksblad te snijden. Het bosje werd dan in het dekblad gerold, zodanig dat het uitgesneden dekblad spiraalsgewijs van het begin tot het eind om het bosje kwam te zitten. Zowel aan het begin als het eind werd het dekblad met wat lijm vastgeplakt. Daarna werden de sigaren geringd met een accijnsbandje en soms een sigarenbandje, allemaal op dezelfde hoogte. Die hoogte was afhankelijk van het soort sigaar. Het ringen van sigaren was een secuur werkje, want het sigarenbandje mocht niet aan de sigaar vastplakken.

Antoon Helmond werkte niet alleen in de sigarenmakerij, maar ging ook met koffers vol ‘monsters’ (zogenaamde monsterkoffers) op reis en nam dan de trein naar Den Haag en Rotterdam om daar sigaren te verkopen aan sigarenwinkeliers. Ook stonden de Helmondjes met hun sigaren op markten. Zo vertelde Kees, de oudste zoon van Jo, dat hij diverse malen met oom Otto mee mocht naar de markt op de Groene Hilledijk in Rotterdam-Zuid.

Zowel een zekere de Wit en Verheul 7) staken ook een handje uit bij de productie van sigaren. Inmiddels heette het bedrijf de sigarenfabriek “Constant”. Er werden verschillende sigarenmerken op de markt gebracht. Zoals onder andere ‘Constant Petitos’, ‘Constant Elegant’, ‘Constant de Luxe’, ‘Constant la Corona’, ‘La Cortesia’, ‘Governor General’, ‘Tonny’ en ‘Constant Subliem’’ 8). Opvallend daarbij is dat ‘Constant’ een onderdeel vormde van de verschillende merken. Otto vertelde dat zijn vader op een zeker moment een ‘merk’ had gekocht van een Joodse firma. Na verloop van tijd bleek echter dat dit merk ook aan een ander was verkocht. Volgens Otto was zijn vader door die firma behoorlijk beduveld. Officieel heeft Kees Helmond nooit een merk als een wettig gedeponeerd merk later registreren.

Op deze foto is het hoge pand Rozendaal 6 dat Cornelis Johannes Helmond aankocht om daarin zijn sigarenfabriek te vestigen. Foto Bert Bohnen

Juist voor de Tweede Wereldoorlog had Kees Helmond plannen voor een grote sprong voorwaarts. Het bedrijf zou worden uitgebreid. Met het oog daarop werden grote investeringen gedaan in voorraden tabak. Reeds in 1937 werd een nieuw pand betrokken in de Rozendaal op nummer 6, een monumentaal pand, dat nu – na een grondige restauratie – dient als woonhuis. Hij vroeg en kreeg van de gemeente Gouda een hinderwetvergunning om in dit pand een sigarenfabriek te stichten 9). In dat jaar kwam ook Otto op 14-jarige leeftijd bij zijn vader in dienst om het sigarenmakersvak te leren. Al eerder werkte Otto, toen hij nog leerplichtig was, bij zijn vader omdat Antoon wegens ziekte een maand lang uit de roulatie was. Hij kreeg dispensatie om in het bedrijf van zijn vader als invaller te gaan werken. Toen Antoon weer hersteld was en weer aan het werk kon, moest Otto terug naar school – voor het 2e jaar in de 7e klas – om zijn leerplicht tot november 1937 vol te maken. Enkele personen, die voor de Tweede Wereldoorlog bij C.J. Helmond werkten waren een zekere Begeer, Dirk van Waas, Mientje, Albert Verheul en Jo de Wit.

Een deel van de productie zal nog in het pand, waar de sigarenfabriek oorspronkelijk was gevestigd, in de Peperstraat 22b hebben plaats gevonden, want tijdens de Tweede Wereldoorlog werd dat pand door de zonen van Kees Helmond nog gebruikt als onderduikadres om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Voor Antoon was dit niet nodig. Mager van nature en veel last hebbend van eczeem, hadden de Duitsers voor hem geen belangstelling. Bovendien smeerde hij zich nog eens overdreven in met een geelkleurig zalfje, waardoor het leek of hij een besmettelijke ziekte had.

In de Tweede Wereldoorlog heeft de familie Helmond nauwelijks honger hoeven te lijden. Sigaren werden bij boeren in de omgeving geruild tegen voedsel. Soms kwam men van een koude kermis thuis. Zo dacht Antoon een keer sigaren te hebben geruild voor een flinke kluit braadvet. Bij thuiskomst merkte hij dat het een klomp kaarsvet was met een laagje vet er omheen. Ook dreef Antoon in de oorlog nog een handeltje in gebrande houten dierfiguren, kandelaars, servetringen, etc. Die had hij ‘gekregen’ van iemand die zijn schuld voor geleverde sigaren niet kon betalen. Er werden niet alleen sigaren geruild voor voedsel. Zo herinnerde Kees (de zoon van Antoon) zich dat zij prachtige meubels in huis hadden in ‘old finish’ stijl. Er lag geen kokosmat op de vloer in de huiskamer, maar een mooi karpet met franjes.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de grote voorraad tabak door ambtenaren van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten (RBTT) van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart geconfisqueerd. Het RBTT was verantwoordelijk voor de distributie van tabak tijdens de Tweede Wereldoorlog. Iedere producent van tabaksartikelen kreeg op basis van bepaalde criteria een afgepaste hoeveelheid tabak toegewezen. Afhankelijk van de omzet werd er ieder jaar een bepaalde hoeveelheid tabak vrijgegeven. De opbrengst van de geconfisqueerde tabak heeft opa Helmond belegd in twee huisjes in de Prins Hendrikstraat in Gouda. Toen opa Helmand na de Tweede Wereloorlog de tabaksvoorraad weer moest aanvullen, heeft hij op die twee huisjes een hypotheek genomen. Begin zestiger jaren is het laatste huisje verkocht. Opa Helmond bezat ook nog een huisje in Culemborg, waarin zijn jongste broer Jan met een gezin van elf kinderen woonde. Al voor de Tweede Wereldoorlog had opa Helmond dat huisje verkocht omdat hij het geld nodig had om te investeren.

Na de Tweede Wereldoorlog maakte de sigarenfabriek een nieuwe start. Jo, de op één na oudste zoon van Kees, wordt op 19 mei 1950 in het dossier van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Gouda ingeschreven als eigenaar van de Sigarenfabriek “Constant”. Hij woont op dat moment in de Zoutmanstraat 20. De sigarenfabriek “Constant” bracht een nieuw merk op de markt, namelijk “Nicolaas Witsen” 10). Waarom de firma Helmond die naam koos is onbekend. In de sigarenfabriek werden voornamelijk bolknakken en zogenaamde ‘stokken’ gemaakt. Kees Helmond, zoon van Antoon, kon zich nog wel de kartonnen dozen herinneren, waarin de sigaren van dat merk verpakt werden. Op die dozen was een man met lang krullend haar afgebeeld.

Een tweetal etiketten van het sigarenmerk Nicolaas Witzen, waarmee de sigarenkistjes beplakt werden. Collectie Bert Bohnen

Een sigarenbandje (kopbandje) van het merk Nicolaas Witsen. Collectie Bert Bohnen

Een sigarenbandje (tekstbandje) van het merk Nicolaas Witsen. Collectie Bert Bohnen.

Inmiddels is het bedrijf in 1953 ook van adres veranderd. Vanaf dat jaar is het bedrijf gevestigd op Nonnenwater 7. In de fabriek op het Nonnenwater maakte opa Kees Helmond nog enige jaren met zijn jongste zoon Otto sigaren.
Het pand van C.J. van Helmond op Nonnenwater 7. Foto Bert Bohnen

De belastingbanderollen (accijnsbandjes) voor de sigaren, maar ook voor de kistjes, werden geleverd door de landsdrukkerij (drukkerij Joh. Enschedé te Haarlem). Die accijnsbandjes en –zegels werden in vellen aangeleverd, maar daar moest nog wel het accijnsnummer op worden gedrukt. Dat accijnsnummer was een uniek nummer dat door de staat aan iedere tabaks-, sigaretten- en sigarenfabriek werd toegekend. Kees (de zoon van Antoon) herinnerde zich nog dat hij sigaren zonder accijnsbandje moest afleveren bij klanten. Uit het feit dat dit de gewoonste zaak van de wereld was, maakte hij op dat dit vaste klanten waren en dat die sigaren dus zonder daarvoor accijnsbelasting te betalen werden verkocht.

Op 6 maart 1953 wordt in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Gouda vermeld dat Antoon met ingang van 2 februari 1953 is uitgetreden. Hij is toen als werkmeester bij de beschutte werkplaats in Gouda (de voorloper van de Sterrenborg) gaan werken 11).

Opa Kees Helmond – inmiddels 70 jaar oud – zette het bedrijf onder zijn naam voort. Kees Helmond woont dan niet meer in de Coornhertstraat op nummer 14, maar daar vlakbij in de Mr. D.J. van Heusdenstraat op nummer 7, zoals dat op 26 mei 1959 in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Gouda wordt vermeld. Otto Helmond verliet in 1958 de sigarenmakerij en ging in Den Haag werken 12).

Na een brandje in 1960 is opa Helmond gestopt met het bedrijf. Dat brandje ontstond doordat een rekje met tabak dat hing te drogen bij de kachel omviel. Opa Helmond beschikte op het Nonnenwater niet over een droogkamer of eest. Hij hing de tabak altijd te drogen op een droogrekje voor de kachel. Met de rest van de tabak heeft hij tenslotte thuis nog de nodige sigaren gemaakt. Op 29 juni wordt bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Gouda gemeld dat het bedrijf met ingang van 17 maart 1960 is opgeheven. De moeder van Kees vertelde dat de schuur van opa Helmond, achter het pand in de Van Heusdenstraat 7, een houten vloer had gelegd, gemaakt van de gladde achterkanten van de sigarenvormen. Zij kon zich ook nog herinneren dat na de opheffing van het bedrijf een groot gedeelte van het Nonnenwater werd gedempt met oude sigarenvormen.

Bronnen

  1. Dossier 8293 van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Gouda.
  2. Goudse adresboekjes, Groenehart Archieven.
  3. Formulieren 1941, die sigarenfabrikanten moesten invullen en opsturen naar de Vakgroep Sigarenindustrie van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten (RBTT).
  4. De Tabaks-Almanak, Jaarboek voor de Nederlandse Tabaksbranche van 1951 t/m 1957.
  5. Mr. Van Nierop en Baak’s Naamloze Vennootschappen van 1953.
  6. Lijsten met tabaksvergunninghouders van 1924, 1928 en 1932
  7. Gesprekken met mevr. C. Helmond-Schouten (geboren 30 oktober 1918 te Gouda en weduwe van A.M. Helmond (geboren op 17 augustus 1915 te Gouda) en haar zoon C.J. (Kees) Helmond (geboren op 23 maart 1942 te Gouda) – geïnterviewd op maandag 25 oktober 2004.

Noten

1)     C.J. Helmond wordt voor het eerste in 1913 in de Goudse adresboekjes vermeld op het adres Ridder van Catsweg 88. In 1924 blijkt hij verhuisd te zijn naar de Coornhertstraat 14 in Gouda.

2)     Cornelis Johannes Helmond (Kees), geboren in Culemborg op 27 november 1883, woonde met zijn ouders in een eigen huis aan de Wal in Culemborg. Zijn ouders ontvingen elk jaar ‘adelgeld’, zoals Kees Helmond dat noemde. Dat zogenaamde adelgeld was vermoedelijk de rente in verband met verkocht familiebezit (grond). Blijkbaar leefden de ouders van Kes Helmond in een zekere welstand, want hij kon de ‘5 centenschool’ (1 stuiver als ouderbijdrage per week) bezoeken. In die tijd een voorrecht. Kees van Antoon over Cornelis Johannes (opa Helmond): “hij had een soort ‘chic’ over zich; iets verwaands; het was een tamelijk conservatieve man”.

3)     De opa van Kees jr. (zoon van Antoon Helmond) was een man die doorleren maar niks vond. Volgens hem hoorde dat niet bij “ons soort mensen”. Opa had grote bewondering voor de oudste zoon van Jo Helmond, ook een Kees Helmond. Deze intelligente Kees bezocht de ambachtschool en ging daarna bij de PTT werken en kreeg daar ook een opleiding. Opa vond dat een vast loon, een goed pensioen en meteen al verdienen, zo hoorde als oudste zoon van een groot gezin. Na de lagere school direct een baantje zoeken was zijn motto. De ouders van Kees jr. hadden het niet breed en dat extra centje konden ze best gebruikne. Toch mocht Kees jr. van zijn ouders doorleren. Opa Helmond vond dat Antoon en Cor, die hun drie zoons naar de HBS lieten gaan, het helemaal verkeerd aanpakten. Opa was een beetje ouderwets vonden de ouders van Kees jr., zoon van Antoon Helmond.

4)     Samenstelling van het gezin Helmond: Cornelis Johannes Helmond (geboren te Culemborg, 27 november 1883, zoon van Cornelis Helmond en Maria Ooms), trouwde op 8 januari 1906 met Cornelia Maria Swaerdens (geboren te Culemborg, 4 september 1884, dochter van Johannes Swaerdens en Antje verkerk).

Kinderen:

  1. Cornelis Johannes Helmond (Kees), geboren te Culemborg op 24 april 1906. Kees ging bij de Coöperatie in Gouda werken. Hij sprong af en toe bij in de sigarenfabriek als dat nodig was, met name in de jaren 1936-1939. Later is hij vertegenwoordiger geworden in parfumerieën en stond daarmee op beurzen.
  2. Johannes Laurentius Helmond (Jo), geboren in Culemborg op 14 juli 1907. Jo werkte aanvankelijk in de bakkerij van Kamphuizen op de hoek van de Gouwe en de Peperstraat, maar heeft vanaf de oprichting van de sigarenfabriek in 1934 bij zijn vader in het bedrijf gewerkt.
  3. Johannes Helmond (Hans), geboren te Culemborg op 11 augustus 1910. Hans kreeg werk in een schoenenzaak in Utrecht.

In Gouda werden nog twee zoons en een dochter geboren, namelijk:

  1. Antonius Marinus Helmond (Antoon), geboren in Gouda op 17 augustus 1915. Antoon volgde een opleiding tot plateelschillder en trad in dienst bij de Plazuid. In 1935 kwam ook Antoon bij zijn vader in dienst. A.M. Helmond (Antoon) trad op 18 juni 1941 in het huwelijk met C. Schouten, geboren in Goudda op 30 oktober 1918.
  2. Maria Johanna Helmond (Marie), geboren te Gouda op 11 december 1918.
  3. Otto Franciscus Helmond (Otto), geboren te Gouda op 16 november 1923. Otto – een nakomer die werd gezien als een echte flierefluiter – kreeg in 1937 dispensatie als scholier om in het bedrijf van zijn vader, dat toen gevestigd was in de Rozendaal, te werken. Zij broer Antoon was wegens ziekte een maand lang uit de roulatie. Otto was nog leerplichtig en zat voor het 2e jaar in de 7e klas van de school in de Spieringstraat om zijn leerplicht tot november 1937 vol te maken. Toen Otto 14 jaar was, kwam hij van school en ging bij zijn vader het sigarenmakersvak leren. Hij heeft er tot 1958 gewerkt. Ook stond hij onder andere met sigaren op de markt in Rotterdam.

5)     N.V. Sigarenfabriek “Sumatra” (KvK-doss.nr. 953, Keizerstaar 7-9, 1921-1953; tabaksvergunning 1924, 1928 en 1932; in 1936: zie ook C. Uitenbroek; A.J.M. Gudden – zelde adres).

6)     Bosjes zijn gekorven tabak gewikkeld in een omblad, een tabaksblad van een mindere kwaliteit.

7)     Welke de Wit en Verheul worden bedoeld is niet bekend. In de Goudse adresboekjes worden een aantal verschillende ‘de Witten’ en ‘Verheuls’ vermeld. Ook in lijsten met tabaksvergunninghouders wordt een zekere de Wit vermeld. De gevonden ‘de Witten waren:

  1. de Wit (tabaksvergunning 1928; wordt voor het eerst als sigarenmaker vermeld in het Goudse adresboekje van 1926) – Keizerstraat 43. G. de Wit wordt als sigarenmaker vermeld in de Goudse adresboekjes op de Vest 22 (1921), Heerenstraat 67 (1924) en Graaf van Bloisstraat 90 (1926).
  2. S. Verheul wordt voor het eerst als sigarenmaker vermeld in de Goudse adresboekjes in 1920 in de Boelekade 42. Op hetzelfde adres ook van 1921 t/m 1926, maar is dan tevens zetkastelein. A. Verheul wordt voor het eerst vermeld als sigarenmaker in de Gouds adresboekjes van 1921 t/m 1926 in de Keizerstraat 15.

8)     Deze merknamen werden vermeld in een formulier dat C.J. Helmond in 1941 moest invullen en opsturen van de Vakgroep Sigarenindustrie van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten (RBTT) om in aanmerking te komen voor de levering van een bepaalde hoeveelheid tabak.

9)     Groenehartarchieven, collectie hinderwetvergunningen van Gouda, 1921-1945, inv.nr. 566

10)     Nicolaas Witsen was burgemeester in Amsterdam, diplomaat en wetenschapper (1640-1717).

11)  Al in 1947 had Antoon met zijn schoonvader Leendert Schouten en een aangetrouwde neef, Steef de Lange, een aardewerkfabriekje opgericht, genaamd de firma Schouten. Ieder van hen bracht ƒ 1.500,- in als startkapitaal.

12)  Later werkte Otto Helmond als ambtenaar bij de afdeling genealogie en woonde inmiddels in Rijswijk.